Lesson 6 Adverbs & Adjectives

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today
  • Mock tense feedback 
  • Stone 6
  • Grammar 9
  • At the end of today's lesson you will know the difference between adverbs and adjectives  

Slide 2 - Tekstslide

Tests and marks this term
Tests
When
Mark 
Chapter 3 
19.04.24
x2
SE irregular verbs 
07.06.24
x1
Speaking test 
11.06-14.06
x3
Chapter 4
Test week
x2

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Look at these photos and form your own sentences using stone 6 
do ex 46

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Now
Do Slim Stampen Vocab A,B,C,D,G
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Adverbs & Adjectives

Slide 9 - Tekstslide

Adverbs & Adjectives
That's a perfect answer.
She sang perfectly.

Perfect zegt iets over answer. Bijvoeglijk naamwoord
Perfectly zegt iets over sang. Bijwoord

Slide 10 - Tekstslide

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
Onthoud: geen -ly als er een ZN achter staat!
De vraag hier is: WAT?
That is an amazing girl.  (Wat voor meisje?)
I think he is a terrible football player.


Slide 11 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.

                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak!
                                                        


Slide 12 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily

Slide 13 - Tekstslide

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 14 - Tekstslide

Uitzonderingen ww:




      to be, to look, to appear, to seem (denk aan de zintuigen)
                           dan geen - ly
I look amazing in my new dress!
He seems nice in interviews.

Slide 15 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver

Ron drives carefully.

Let's go to the Quiz!

Slide 16 - Tekstslide

Place of Adverbs of frequency
(often, sometimes, always, never, usually etc.)

voor hoofdwerkwoord
na vorm van to be (am/are/is/was/were)

We usually watch the news on TV.

Slide 17 - Tekstslide

Place of other Adverbs  
usually after the main verb.
She sings beautifully.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Place of Adjectives
Before a noun (ZN)
A beautiful dancer.

Slide 20 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 21 - Quizvraag

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 22 - Quizvraag

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 23 - Quizvraag

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 24 - Quizvraag

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 25 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 26 - Quizvraag

Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Today
Grammar 9
  • At the end of today's lesson you will know the difference between adverbs and adjectives  
  • "Because its Nouri love eating it"

Slide 29 - Tekstslide

Tests and marks this term
Tests
When
Mark 
Chapter 3 
19.04.24
x2
SE irregular verbs 
07.06.24
x1
Speaking test 
11.06-14.06
x3
Chapter 4
Test week
x2

Slide 30 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily

Slide 31 - Tekstslide

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 32 - Tekstslide

Uitzonderingen ww:




      to be, to look, to appear, to seem (denk aan de zintuigen)
                           dan geen - ly
I look amazing in my new dress!
He seems nice in interviews.

Slide 33 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver

Ron drives carefully.

Let's go to the Quiz!

Slide 34 - Tekstslide

ADVERBS & ADJECTIVES
That soup tastes really ___ (bad), don't eat it!

Slide 35 - Open vraag

Adverbs/adjectives, fill in the correct form
The thief drove away (fast) after he'd stolen the jewels.

Slide 36 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
I didn't know Ibrahim could cook so ___ (good).

Slide 37 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
Shane ___ (slow) walked to the door and shut it with a ___ (loud) bang.

Slide 38 - Open vraag

8. ADVERBS & ADJECTIVES
Jolene is an ....(exceptional) talented girl.

Slide 39 - Open vraag

Fill in the adverb in the correct place.
I _____ do _____ my homework _________. (always)

Slide 40 - Open vraag

Put the adverb in the correct place.
My sister is very lazy. (usually)

Slide 41 - Open vraag

PLace the adverb and write down the complete sentence:
My students have cheated. (never)

Slide 42 - Open vraag

Study Adverbs& Adjectives in your book and do the ex 50 (a,b) p.165-166
Done?
Do ex 51 b,c
Slim Stampen grammar 9



timer
10:00

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Do ex 51 b,c

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide