Les 4 TOETS H7 en H8

4 Havo



oefening proefwerk hoofdstuk 8
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4 Havo



oefening proefwerk hoofdstuk 8

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hier het evenwichtsloon?
A
1
B
9
C
17
D
40

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vlak in de bovenstaande figuur laat het werknemerssurplus op de arbeidsmarkt zien bij de evenwichtsprijs (= evenwichtsloon)?
A
Het rode vak (1)
B
het gele vak (4)
C
Het blauwe vak (3)
D
Het groene vak (2)

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de loonbelasting stijgt, verschuift de aanbodlijn van arbeid naar rechts
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Onjuist
Als een machinepark groeit, verschuift de vraaglijn van arbeid naar links
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Juist
Een krappe arbeidsmarkt heeft een tekort aan werknemers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Juist
Door het sterk aantrekken van de wereldhandel verschuift in Nederland de
A
aanbodlijn van arbeid naar links.
B
vraaglijn van arbeid naar links.
C
vraaglijn van arbeid naar rechts

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid:
A
is er werkloosheid.
B
heeft iedereen die wil een baan.
C
zijn er te weinig mensen voor al het werk.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee beweringen over vraag en aanbod van arbeid.
1. Door een hoger (uur)loon verschuift de aanbodlijn van arbeid naar rechts.
2. Door de toename van medische zorg verschuift de vraaglijn van verpleegkundigen naar rechts.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een horeca rookverbod leidt tot minder klanten dan zal de aanbodlijn van arbeid op deze deelmarkt naar rechts verschuiven
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er meer mensen parttime gaan werken, dan ...
A
verschuift de aanbodlijn van arbeid naar links
B
verschuift de aanbodlijn van arbeid naar rechts
C
verschuift de vraaglijn van arbeid naar links
D
verschuift de vraaglijn van arbeid naar rechts

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doordat een groot plaatselijk bedrijf niet meer kon opboksen tegen de buitenlandse concurrenten, moest dat bedrijf de poorten sluiten en werden alle werknemers werkloos.

Welke grafiek geeft deze ontwikkeling het beste weer?
A
Grafiek B
B
Grafiek D
C
Grafiek C
D
Grafiek A

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen zijn er werkloos bij een loon van €9
A
0
B
1 miljoen
C
10 miljoen
D
Kan je niet weten

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke lijn is een minimumloon?
A
A
B
B

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de evenwichts hoeveelheid?
A
1
B
9
C
17
D
40

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel bedraagt de werkloosheid?
A
11 miljoen
B
20
C
20 miljoen
D
50 miljoen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van een land is het volgende gegeven: zie bron
Bereken de vraag naar arbeid.

A
11.000.000
B
7.870.000
C
6.500.000
D
7.470.000

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met koopkracht?
A
De hoeveelheid geld wat iemand te besteden heeft.
B
De hoeveelheid geld plus goederen die iemand heeft.
C
De hoeveelheid goederen en diensten die iemand kan kopen.
D
Het inkomen waar goederen mee gekocht worden.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de vrager op de arbeidsmarkt?
A
Werknemers
B
Werkgevers

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag naar arbeid
Aanbod van arbeid
Werkgever
Werknemer
Werkgelegenheid
Beroepsbevolking
Vacatures
Werklozen

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Behoren werklozen tot de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inflatie :
A
alle producten worden duurder, geld minder waard
B
alle producten worden goedkoper, geld wordt meer waard.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is 2% inflatie maar je krijgt 5% loonsverhoging, dit noem je:
A
reële loonsverhoging
B
prijscompensatie
C
productiviteitsstijging
D
consumenten prijsindexcijfer

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zie bron voor het loonstrookje van Henk in januari van een bepaald jaar.
Bereken het nettoloon van Henk in januari.

A
1789
B
1689
C
1879
D
2024

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De inflatie in land X is in een jaar 10%.
Een inwoner van land X verwacht een stijging van het inkomen met 6,3%.
Hoeveel stijgt het reeele inkomen van die inwoner dan?

A
-3,7%
B
3,7%
C
16%
D
17%

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het gevangenendilemma ontstaat een uitkomst die uiteindelijk
A
voor 1 iemand het gunstigst is
B
voor beiden personen het gunstigst is
C
voor beiden personen niet het gunstigst is

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

IS HIER SPRAKE VAN EEN GEVANGENENDILEMMA?
A
NEE
B
JA

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

IS DIT EEN GEVANGENEN-DILEMMA?
A
NEE
B
JA

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke getallen combinatie is er sprake van meeliftersgedrag?
A
0;0
B
1;-2
C
-1;-1

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is hier sprake van een gevangenendilemma?
A
JA
B
NEE

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee universiteiten plannen hun open dag in:
A
Maastricht en Utrecht kiezen beide voor zaterdag
B
Maastricht kiest voor zondag, Utrecht voor zaterdag
C
Maastricht kiest voor zaterdag, Utrecht kiest voor zondag
D
Maastricht en Utrecht kiezen beide voor zondag

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies