Leg uit hoe een differentieelstroomschakelaar (ook wel aardlekschakelaar genoemd) wordt gebruikt als onderdeel van de motorbeveiliging.
Slide 2 - Open vraag
Beschrijf de werking van een thermisch overbelastingsrelais en hoe het wordt toegepast in de motorbeveiliging van een driefasige motor.
Slide 3 - Open vraag
Bekijk de afbeelding waarbij de stroom niet in fase is met de spanning; er is dus een faseverschuiving. Vraag: Hoe noemen we deze verhouding
Slide 4 - Open vraag
Huisinstallatie
Elektromotor
Nominale stoorm 10 A.
B 16
C 16
Slide 5 - Sleepvraag
Welk van de volgende problemen kan optreden als een motor niet goed wordt beveiligd?
A
Oververhitting
B
Verminderde efficiëntie
C
Kortsluiting
D
Alle 3 de antwoorden zijn goed
Slide 6 - Quizvraag
Het toerental van een asynchrone draaistroommotor wordt bepaald door:
A
n=60xp/t
B
n=60xf/t
C
n=60xp/f
D
n=60xf/p
Slide 7 - Quizvraag
Bij direct inschakelen van een Asynchrone draaistroommotor is de aanloopstroom:
A
4 xIb
B
6 x Ib
C
8x Ib
D
12 x Ib
Slide 8 - Quizvraag
Op het motorplaatje staat een vermogen van 0,55 KW. Dit is:
A
Het schijnbaar vermogen
B
Het werkelijke vermogen
C
Het opgenomen vermogen
D
Het asvermogen
Slide 9 - Quizvraag
Een draaistroommotor, in Nederland geplaatst, heeft een statordraaiveld van 1500 omw/min. Hoeveel POOLPAREN zitten er in de motor?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 10 - Quizvraag
De aangeboden spanning is 400/690 Volt. Je moet een motor aansluiten met de gegevens volgens het motorplaatje.
Hoe sluit je de de spoelen van deze motor aan?
A
Ster
B
Driehoek
C
Ster-driehoekschakeling
D
3-fase
Slide 11 - Quizvraag
In de motorklemmenkast zitten zie je de klemmenstroken aangesloten zoals is afgebeeld. Vraag: Hoe staan deze spoelen geschakeld?
A
De spoelen zijn in ster- driehoek geschakeld
B
In ster
C
In driehoek
D
Zijn fout aangesloten
Slide 12 - Quizvraag
Hoe noemen we het verschil in snelheid tussen het draaiveld (stator) en de rotor?
Slide 13 - Open vraag
Hoe kan de draairichting van een driefase-motor worden veranderd?
A
Door de polariteit van de statorwikkelingen om te keren
B
Veranderen van de rotorwikkelingen
C
Toevoegen van een extra fasen
D
Door twee van de driefase- kabels om te wisselen
Slide 14 - Quizvraag
Stelling: Een Asychroonmotor A. Kan meer onderhoud vergen vanwege de borstels en commutatoren.
B. Kooiankermotor: Werkt op het principe van inductie, waarbij het draaiveld in de stator een inductieve stroom in de rotor genereert.
C. Heeft over het algemeen minder onderhoud nodig vanwege de eenvoudige constructie
A
Stelling A, B en C zijn juist
B
Stelling A en B zijn juist
C
Stelling B is juist
D
Stelling B en C zijn juist
Slide 15 - Quizvraag
Welke formule wordt gebruikt om het rendement van een elektromotor te berekenen?
LET OP ! Meerder antwoorden kunnen goed zijn
A
η=PopPaf
B
Paf=η⋅Pop
C
η=PafPop
D
Pop=η⋅Paf
Slide 16 - Quizvraag
De formule voor het berekenen van het werkelijke vermogen van een eenfasige elektromotor is :
A
P=R⋅I⋅cos(ϕ)
B
P=U⋅I⋅√3⋅η
C
P=U⋅I⋅cos(ϕ)
D
P=U⋅I⋅cos(ϕ)⋅√3
Slide 17 - Quizvraag
Gegeven is dat de fasespanning 400 volt is en de motorspoelen in ster zijn aangesloten. Bereken de lijnspanning.
Slide 18 - Open vraag
Bereken de fasespanning . Gegeven is dat de lijnspanning 400 volt is en de motorspoelen in driehoek zijn aangesloten.
Slide 19 - Open vraag
Op een 4-geleidernet met een voedingspanning van 400/230V worden 3 weerstanden van 25 Ω in ster aangesloten. 1. Schrijf de formule uit 2.Bereken het totale vermogen van de ster-schakeling.
Slide 20 - Open vraag
Op een 3-geleidernet met een voedingspanning van 3 x 400V worden 3 weerstanden van 80 Ω in driehoek aangesloten. 1. Bereken de stroom door elke weerstand. (Fasestroom) 2.Bereken ook de stroom in de aansluitdraden. (Lijnstroom) 3.Bereken de totaal stroom 4.Bereken het totale vermogen
Slide 21 - Open vraag
Drie gelijke elektrische verbruikstoestellen zijn in ster aangesloten op een viergeleider driefasen wisselstroomnet 3/N~ 690 V 50 Hz. Elk verbruikstoestel neemt een stroom op van 5 A. cos Φ= 1
Bereken het totaal opgenomen vermogen van deze bruikstoestellen.
Slide 22 - Open vraag
Gegeven:R1 = R2 = R3 = 20 Ω
Na het openen van de schakelaar S veranderd de aanwijzing op de meter
A
P1 niet
P2 niet
B
P1 niet
P2 wel
C
P1 wel
P2 niet
D
P1 wel
P2 wel
Slide 23 - Quizvraag
Het rendement van deze motor is 0,88. Bereken de lijnstroom. Je mag de formule op een kladblaadje schrijven. De berekening moet echter wel uitgeschreven worden.