Groep 7 woordenschat thema 9 woorden+opdracht 1

Woordenschat thema 9
Gevoelens en eigenschappen 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat thema 9
Gevoelens en eigenschappen 

Slide 1 - Tekstslide

Welke gevoelens ken je

Slide 2 - Woordweb

Welke eigenschappen ken je

Slide 3 - Woordweb

Wat is het verschil
Tussen een gevoel en een eigenschap 

Slide 4 - Tekstslide

Noem een goede eigenschap van jezelf

Slide 5 - Open vraag

Hoe voel jij je? Laat het zien met een foto/afbeelding

Slide 6 - Open vraag

Woorden thema 9
Beschaafd
Bescheiden
Boosaardig
Chagrijnig
Creatief 
Depressief

Slide 7 - Tekstslide

Maak een zin met het woord; creatief

Slide 8 - Open vraag

Woorden thema 9
Eenzaam
Gelukkig 
Haatdragend 
Jaloers 
Kieskeurig
Nijdig 

Slide 9 - Tekstslide

Maak een zin met het woord; nijdig

Slide 10 - Open vraag

Woorden thema 9
Ontevreden 
Onzeker 
Opgewekt 
Opgewonden 
Plechtig 
Respectvol 

Slide 11 - Tekstslide

Maak een zin met het woord: plechtig

Slide 12 - Open vraag

Woorden thema 9
Serieus 
Sociaal 
Tolerant 
Wreed 
Zenuwachtig 
Zorgvuldig 

Slide 13 - Tekstslide

Maak een zin met het woord: wreed

Slide 14 - Open vraag

Opdracht 1
Sleep de goede betekenis in de zin

Slide 15 - Tekstslide

Blij
Niet snel tevreden
Ernstig
Mopperig
Twijfelend
Gelukkig
Kieskeurig
Serieus
Chagrijnig
Onzeker

Slide 16 - Sleepvraag

Vrolijk
Verdraagzaam
Met opzet pijn/verdriet doen
Makkelijk mooie dingen kunnen maken
Veel haat voelen, soms zonder reden
Opgewekt
Tolerant
Wreed
Creatief
Haatdragend

Slide 17 - Sleepvraag

Doel
Ik weet wanneer ik een hoofdletter schrijf en wanneer niet. 

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer schrijf ik nog meer een hoofdletter?
  • Voor aardrijkskundige namen. (namen van landen, provincies, streken, plaatsen, straten, rivieren, zeeën en planeten). Het schip vaart naar Frankrijk. Zij woont in de Mussenlaan. 
  • Voor namen van volken, talen en inwoners van landen en plaatsen:             bijv. Zij spreekt goed Turks. De Belgen waren erg gastvrij. 
  • Voor feestdagen: bijv: Wij zijn vrij met Pasen.
  • gebeurtenissen uit de geschiedenis: bijv. De les ging over de Tweede Wereldoorlog.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
Je schrijft een hoofdletter...

...aan het begin van de zin (bijvoorbeeld: Dit paspoort is nieuw.)
...voor namen van mensen, dieren of dingen (bijvoorbeeld: Ik geef mijn gitaar aan Dora. Mijn konijn heet Pluis. Zij kijken naar het Jeugdjournaal.)

Slide 20 - Tekstslide

Maak een zin met minimaal 2 hoofdletters

Slide 21 - Open vraag