3m - Les 4 - H5.3 Beelden maken met een lens + H5.4 Oog en bril

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar
- Laptop
- Binas
- Telefoon in ZAKKIE
- Jas uit en over je stoel
- Naambordje

- Pak je huiswerk (de werkbladen) erbij

Slide 2 - Tekstslide

Wat neem je mee?
- Boek
- Laptop
- Geo
- Rekenmachine
- Pen/potlood/gum
- Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap
- BINAS

Slide 3 - Tekstslide

Welke twee soorten lenzen bestaan er?

Slide 4 - Open vraag

Welke lens zien we hier?
A
Positieve
B
Negatieve

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen brillen met sterkte -2 en +2

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen
Je kunt het verschil tussen een positieve en 
negatieve lens beschrijven.

Je kunt toelichten wat er wordt bedoelt met
 de brandpuntsafstand en brandpunt.

Je kunt een beeld construeren bij een
positieve lens.

Je kunt verschillende oogafwijkingen uitleggen.

Slide 7 - Tekstslide

Lenzen
  • Lenzen zijn schijfjes glas die het licht op een bepaalde manier breekt.


Slide 8 - Tekstslide

Positief en negatief
Positieve lenzen zijn bol: Lichtbundel gaat naar elkaar
Negatieve lenzen zijn hol: Lichtbundel gaat uit elkaar

Slide 9 - Tekstslide

Lichtbundels

Slide 10 - Tekstslide

Lichtbreking bij een positieve lens
Een lichtbundel die evenwijdig 
loopt aan de hoofdas, komt samen
in het brandpunt

De afkorting is F (focus)

Slide 11 - Tekstslide

Brandpuntsafstand
De brandpuntsafstand (f) is de afstand van het midden van de lens tot het brandpunt.

Slide 12 - Tekstslide

Beeld construeren

Slide 13 - Tekstslide

Construeren van het beeld
Twee regels voor constructiestralen:

  • Lichtstralen door het middelpunt van de lens gaan langs een rechte lijn.

  • Lichtstralen evenwijdig aan de hoofdas gaan door het brandpunt.

Slide 14 - Tekstslide

Construeren van het beeld

Slide 15 - Tekstslide

Bouw van het oog

Slide 16 - Tekstslide

Accomoderen
Accomoderen is het platter en boller maken van de ooglens





Als je iets dat dichtbij is wil bekijken, moet je ooglens boller worden

Slide 17 - Tekstslide

Bijziend
Als je bijziend bent, zie je alleen scherp wat dichtbij is. Je ooglens is te bol.
Oplossing: Bril met negatieve brillenglazen

Slide 18 - Tekstslide

Verziend
Als je verziend bent, zie je alleen scherp wat ver weg is. Je ooglens is te plat.
Oplossing: Bril met positieve brillenglazen (leesbril)





Oudere mensen krijgen hier vaak last van, omdat de spieren in het oog zwakker worden.

Slide 19 - Tekstslide

Lenssterkte
Lenssterkte is een grootheid / eigenschap van een lens.

Symbool:
Eenheid: dioptrie (D)

Holle lenzen: lenssterkte is negatief
Bolle lenzen: lenssterkte is positief

Slide 20 - Tekstslide

Brandpuntsafstand en lenssterkte



Een lens heeft een brandpuntsafstand van 0,40 m.

S = 1/0,40 = + 2,5 D
S=f1

Slide 21 - Tekstslide

Een holle lens heeft een brandpuntsafstand van 1,6 meter. Bereken de lenssterkte.

Slide 22 - Open vraag

Een bril heeft lenssterkte +2 D. Bereken de brandpuntsafstand.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Welke oogafwijking
zie je hier?
A
Verziend
B
Bijziend

Slide 25 - Quizvraag

Hoe los je dit op?
A
Bril met negatieve lenzen
B
Bril met positieve lenzen

Slide 26 - Quizvraag

Begrippen uit deze les
  • T...

Slide 27 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 28 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 29 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 30 - Open vraag