V4, HS 1 lezen, betoog/beschouwing/uiteenzetting

Welkom V4A!
Telefoon in telefoontas?
Boek, schrift en pen op tafel?
Tas op de grond?

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom V4A!
Telefoon in telefoontas?
Boek, schrift en pen op tafel?
Tas op de grond?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Boek van de week
- Wat weet je nog?
- Huiswerk bespreken
- Aan de slag! 




Slide 2 - Tekstslide

Boek van de week

- Uitgebracht in 1957
- Tweede wereldoorlog
- 96 bladzijden




Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog/al?
  • Wat hebben we de vorige les gedaan?
  • Wat heb je gelezen in de theorie op blz. 10?
  • Wat is het verschil tussen een betoog en een beschouwing?
  • Welk tekstdoel hoort bij een uiteenzetting? 
  • Weet je nog waar de tekst over ging die we hebben gelezen?

Slide 4 - Tekstslide

Boek van de week

- Uitgebracht in 1957
- Tweede wereldoorlog
- 96 bladzijden




Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1, 3 en 5. (blz. 10-12)

Slide 6 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 7 en 9 (blz. 14-17)
Hoe? Je mag in tweetallen overleggen.
Tijd? Je hebt tot het einde van de les, het is huiswerk voor vrijdag
Klaar? Lees de theorie op blz. 19 en maak daarbij opdracht 1 (blz. 20)

Slide 7 - Tekstslide

Indeling
Maandag 4e uur: Nieuw Nederlands + lezen in leesboek
Vrijdag 4e uur: Nieuw Nederlands + lezen in leesboek
Vrijdag 5e uur: Laagland

In het begin zal ik dit ook in Magister vermelden, maar na verloop van tijd ga ik ervanuit dat je planning weet. Het kan zijn dat er van deze planning afgeweken wordt, dan zal ik dit duidelijk vermelden in Magister. 





Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
We lezen samen een tekst. We gaan namelijk de komende tijd ook aan de slag met leesvaardigheid. In een groepje ga je de volgende opdrachten (proberen) uit te voeren. Ga vooral met elkaar in gesprek en markeer je antwoorden bijvoorbeeld in de tekst of schrijf die erbij. 

Wat zijn moeilijke woorden in deze tekst? Welke woorden begrijp je niet?
Wat is de toon van alinea 1 t/m 4? 
Wat is de tekstvorm, het tekstdoel en de tekstsoort?
Is deze tekst betrouwbaar? 
Wat is het onderwerp?
Wat is de hoofdgedachte?
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Voorstellen
- Verwachtingen
- Indeling
- Aan de slag! 
- pauze 5 min -


Slide 10 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Voorstellen
- Verwachtingen
- Indeling
- Aan de slag! 
- pauze 5 min -
- Start Laagland
- Doelen
- Uitleg
- Samen aan de slag en daarna zelf aan de slag! 

Slide 11 - Tekstslide

Laagland
Laagland is ingedeeld in een A en een B boek

A: literaire ontwikkeling en begrippen
B: literatuurgeschiedenis 

Slide 12 - Tekstslide

Literatuur
 Literaire ontwikkeling en begrippen

Het is daarbij de bedoeling dat je literaire teksten en tekstsoorten leert herkennen en onderscheiden. Verder is het van belang dat je literaire begrippen begrijpt én kan toepassen bij de interpretatie van literaire teksten. 

Om te beginnen: Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 13 - Tekstslide

Literatuur
  • Weet je nog wat het verschil is tussen fictie en non-fictie?
  • Bij veel van die teksten kun je als lezer ook de vraag stellen: waar of niet waar? Teksten over een bestaande (historische) situatie, waarbij het doel voor jou als lezer direct duidelijk is en waarbij je jezelf de vraag waar of niet waar kunt stellen, noemen we non-fictie.

  • Bij fictie is dat anders. De vraag waar of niet waar is bij fictie niet aan de orde. Een fictionele tekst heeft ook geen doel, zoals een gebruiksaanwijzing, recept of een leertekst, want een fictionele tekst is géén beschrijving van een bepaalde (historische) situatie in de werkelijkheid.
  • Bij een fictionele tekst stel jij je als lezer een bepaalde situatie voor. Als lezer creëer jij al lezend een ‘wereld in woorden’.

Slide 14 - Tekstslide

Literatuur
  • Wat is literatuur?
  • Fictionele teksten waaraan veel betekenis of waarde wordt gehecht: literaire teksten, of: literatuur. 

  • In veel literaire teksten verschilt het taalgebruik van het alledaagse taalgebruik. 
  • In literaire teksten ligt meer dan in non-fictionele de nadruk op het taalgebruik zelf: foregrounding. In literaire teksten verwacht je eerder en vaker rijmschema's, dichtvormen, stijlfiguren of beeldspraak dan in een gebruiksaanwijzing van een fotocamera of een recept voor Normandische appeltaart.

Slide 15 - Tekstslide

Literatuur
Literaire teksten worden in drie soorten verdeeld.

1. Proza -> vullen de regels de totale breedte van de pagina. Romans (honderd bladzijden of meer), novellen (ongeveer tachtig tot honderd bladzijden) en het kort verhaal (minder dan vijfentwintig bladzijden) zijn vormen van proza. Een prozatekst is verdeeld in alinea’s. Romans zijn verdeeld in hoofdstukken.
2. Poëzie -> herken je doordat de tekst op een bijzondere manier op de bladzijde staat, vaak met veel wit. Er zijn ook liedteksten die tot de poëzie worden gerekend.
3. Toneel -> verschilt van proza en poëzie. Proza en poëzie lees je zelfstandig en individueel. Toneelteksten daarentegen zijn in de eerste plaats bedoeld om gespeeld te worden voor een publiek. De tekst van het toneelstuk vormt het uitgangspunt van de voorstelling.

Slide 16 - Tekstslide

Literatuur

Slide 17 - Tekstslide

Hoe voel je je aan het eind van deze dag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll