H1. C + D

Le cours de français
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Le cours de français

Slide 1 - Tekstslide

Programme d'aujourd'hui
- Introduction : SO inhalers
- Bron C: phrases-clés et parler
- Se présenter en français
- Bron D: la grammaire
- Faire les exercices 16, 17, 18
- Terminer

BUT DU COURS: jezelf kort kunnen voorstellen in het Frans + de lidwoorden in het Frans begrijpen 

Slide 2 - Tekstslide

Bron C: phrases-clés et parler
Répète les phrases-clés (blauwe blokje page 30). 

Vertaal daarna de volgende dingen op in je schrift:
Ik heet ... (vul jouw naam op de stipjes in)
Het gaat goed, en jij?
Ik woon in ... (vul jouw woonplaats op de stipjes in)
Dat is een kat. 

Zinnetjes vertaald? Vertel de 4 zinnetjes aan je klasgenoot in het Frans.

Slide 3 - Tekstslide

Bron D: la grammaire
Lidwoorden: de, het, een. 

Het huis
De broer
Een familie

Het zelfstandig naamwoord is in het Frans altijd mannelijk of vrouwelijk. Het lidwoord is daarom ook mannelijk of vrouwelijk. 

Slide 4 - Tekstslide

De lidwoorden 'de' en 'het'
Je kunt aan een zelfstandig naamwoord niet zien of het mannelijk of vrouwelijk is. Je leert wél de vocabulaire altijd met het lidwoord ervoor. Je hebt bijvoorbeeld al geleerd:

Le stylo                      :     Le is mannelijk                      :           De pen
La France                  :     La is vrouwelijk                     :           Het Frankrijk
Les vacances          :     Les is meervoud                  :           De vakantie

Wanneer een zelfst. naamwoord eindigt op een -s, is het altijd meervoud!

Slide 5 - Tekstslide

De lidwoorden
Voor een klinker (a, e, i, o, u) of een h die je niet hoort, veranderen le en la in l'.

De vriend = l'ami
Het hotel = l'hôtel


Slide 6 - Tekstslide

Exercice 16
On fait exercice 16 ensemble.

Cahiers d'activités à la page 32

Slide 7 - Tekstslide

Het lidwoord 'een'
Het lidwoord een vertaal je met un en une

Le frère     =    Un frère
La soeur   =    Une soeur

Un is dus mannelijk
Une is dus vrouwelijk

Hoe zeg je een jongen?   :   Le garçon   =    ... garçon.

Slide 8 - Tekstslide

Fais les exercices 17 + 18
Wanneer opdracht 17e niet lukt, sla je hem over.

C'est aussi les devoirs.
Finis? Répètes vocabulaire A + B.

Slide 9 - Tekstslide

Terminer
Les devoirs:
Fais les exercices 17 + 18 (pages 33, 34)
Répètes vocabulaire A + B (pages 52, 53)

Au revoir ! :) 

Slide 10 - Tekstslide