4.3 Kritiek en idealen: De Verlichting

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.

Leg uit waarom deze bron bij het absolutisme past.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

geïnstitutionaliseerde discriminatie benoemen: Het instellen van regels die de ene bevolkingsgroep systematisch benadelen ten opzicht van de andere. De bron over de ‘Code Noir’ 
4.3 Kritiek en idealen: De Verlichting

Welke kritiek hadden de verlichtingsfilosofen op de absolute heersers?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt uitleggen hoe de wetenschappelijke revolutie leidde tot de Verlichting. (T1)
  3. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  4. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)


Slide 6 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.


Welk begrip past het best bij de manier van regeren van Lodewijk XIV?
A
Absolutisme
B
Democratie
C
Monarchie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is geen kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Er komen hervormingen in de economie
B
Het Edict van Nantes wordt ingetrokken
C
De adel komt in Versailles wonen
D
Er werden weinig oorlogen gevoerd

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarom liet Lodewijk XIV alle adel bij hem in Versailles wonen?
A
Hij wilde veel mensen om zich heen hebben omdat hij zich anders eenzaam voelde.
B
Hij wilde dat alle adel samen was zodat ze zich konden verdedigen tegen de revolutie.
C
Hij vertrouwde de adel niet en wilde ze goed in de gaten kunnen houden.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Absolutisme
Kenmerken:
  • Trouwe edelen werden beloond met speciale taken en mooie baantjes = voorrechten (= privileges)
  • De ambtenaren moesten precies doen wat de koning wilde
  • Het gewone volk had niets te vertellen
  • Mensen mogen geen kritiek hebben
  • De koning, geestelijken en de ambtenaren leefden in grote rijkdom


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De Verlichting
vanaf ±1700



  • Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)

  • Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de kerk en de adel.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een nieuwe manier van denken

Slide 12 - Tekstslide

Dit nieuwe denken werd eerst alleen toegepast op de natuur, maar werd na verloop van tijd ook toegepast op de mens en de maatschappij
Er ontstonden dan vragen zoals: Wie mag het land besturen en hoe moet dat eerlijk gebeuren?
Er kwam kritiek op het absolutisme
Nieuwe manier van denken
Kenmerken van de nieuwe manier van denken:
  • Observeren: zelf waarnemen.
  • Experimenteren: zelf doen, uitproberen.
  • Redeneren: zelf nadenken, zelf conclusies trekken na onderzoek.

Slide 13 - Tekstslide

René Descartes 1596 – 1650. Descartes kwam uit Frankrijk, maar woonde ook lange tijd in de Republiek
Eén van de oorzaken van de wetenschappelijke revolutie is dat de mens door de ontdekkingsreizen veel meer van de wereld zag. Er werden nieuwe werelddelen ontdekt, met andere volken en kennis. Hoe de mens over de wereld dacht moest wel veranderen.
Ook de toenemende welvaart was belangrijk voor het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie. Geleerden werkten ook samen, zij gingen verder met onderzoek dat al eerder gedaan was.

Aan de slag
Wat?
Geef antwoord op de vraag: Welke kenmerken van de ‘nieuwe manier van denken’ lees je terug in de bron over Antonie van Leeuwenhoek?

Hoe?
In tweetallen

Hoelang?
15 min.

Klaar? Lees 4.4 (p. 95-98).




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antonie van Leeuwenhoek (1632 – 1723)
Van Leeuwenhoek bekeek bijvoorbeeld bloed en tandplak en ontdekte zo micro-organismen (bijv. bacteriën).

Dit was nieuw omdat hij:
  • Observeerde (in plaats van uit oude boeken te lezen.)
  • Waarnemingen konden worden bewezen door te experimenteren.
  • Je kan ook tot een bewijs komen door te redeneren (= rationalisme)




Slide 15 - Tekstslide

Hij maakte een microscoop bekeek dingen en schreef op wat hij zag.
Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Wat zijn de kenmerken van de wetenschappelijke revolutie?

Slide 17 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.

Nieuwe manier van denken
Kenmerken van de nieuwe manier van denken:
  • Observeren: zelf waarnemen.
  • Experimenteren: zelf doen, uitproberen.
  • Redeneren: zelf nadenken, zelf conclusies trekken na onderzoek.

Slide 18 - Tekstslide

René Descartes 1596 – 1650. Descartes kwam uit Frankrijk, maar woonde ook lange tijd in de Republiek
Eén van de oorzaken van de wetenschappelijke revolutie is dat de mens door de ontdekkingsreizen veel meer van de wereld zag. Er werden nieuwe werelddelen ontdekt, met andere volken en kennis. Hoe de mens over de wereld dacht moest wel veranderen.
Ook de toenemende welvaart was belangrijk voor het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie. Geleerden werkten ook samen, zij gingen verder met onderzoek dat al eerder gedaan was.

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt uitleggen hoe de wetenschappelijke revolutie leidde tot de Verlichting. (T1)
  3. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  4. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)


Slide 19 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.


De Verlichting
vanaf ±1700



  • Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)

  • Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de kerk en de adel.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verlichting
= Een denkstroming uit de 17e en 18e eeuw, waarin het gebruik van het eigen verstand centraal stond.

De Verlichting draait om tolerantie
vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Slide 21 - Tekstslide

Dit nieuwe denken werd eerst alleen toegepast op de natuur, maar werd na verloop van tijd ook toegepast op de mens en de maatschappij
Er ontstonden dan vragen zoals: Wie mag het land besturen en hoe moet dat eerlijk gebeuren?
Er kwam kritiek op het absolutisme
Aan de slag
Lees de tekst. Het is een tekst van de filosoof Spinoza.






  1. Wat doet een filosoof?
  2. Over welke onderwerpen schreef Spinoza? Noem minimaal twee onderwerpen.
  3. Waarom vluchtten veel buitenlandse geleerden in de Gouden Eeuw naar de Republiek?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke Verlichtingsfilosofen
John Locke (Eng. 1632-1704)
Het volk geeft de koning/ regering zijn macht 

Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
Trias Politica, de scheiding der machten

Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wil.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke verlichtingsideeën kun je teruglezen in de bron?
Terugblik-opdracht:

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke Verlichtingsfilosofen
John Locke (Eng. 1632-1704)
Het volk geeft de koning/ regering zijn macht 

Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
Trias Politica, de scheiding der machten

Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wil.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

    Begrippen uit deze les
  • Rationalisme
  • Empirisme
  • Verlichting

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt uitleggen hoe de wetenschappelijke revolutie leidde tot de Verlichting. (T1)
  3. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  4. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)


Slide 28 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 29 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.

Welke verlichtingsideeën kun je teruglezen in de bron?
Terugblik-opdracht:

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verlichting
= Een denkstroming uit de 17e en 18e eeuw, waarin het gebruik van het eigen verstand centraal stond.

De Verlichting draait om tolerantie
vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Slide 31 - Tekstslide

Dit nieuwe denken werd eerst alleen toegepast op de natuur, maar werd na verloop van tijd ook toegepast op de mens en de maatschappij
Er ontstonden dan vragen zoals: Wie mag het land besturen en hoe moet dat eerlijk gebeuren?
Er kwam kritiek op het absolutisme
      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  3. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)
  4. Je kunt uitleggen welke verschillen er waren tussen de manier waarop het bestuur in de Republiek, Engeland en Frankrijk waren georganiseerd. (T2)
  5. Je kan uitleggen waarom de ideeën van de Verlichting vooral in Frankrijk veel aanhang kregen. (I)


Slide 32 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Belangrijke Verlichtingsfilosofen
John Locke (Eng. 1632-1704)
Het volk geeft de koning/ regering zijn macht 

Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
Trias Politica, de scheiding der machten

Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wil.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik-opdracht
Aan de slag met de Filosofenopdracht:
Vul het kwadrant op de juiste manier in. Welke filosoof hoort aan de kant van de absolute macht of juist aan de kant gedeelde macht? Welke filosoof is verlicht of juist religieus?

Het gaat om de volgende filosofen:
A. Locke
B. Montesquieu
C. Rousseau

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verlicht Absolutisme
Sommige vorsten namen zich voor om de ideeën van de Verlichting te combineren met het absolutisme.

De vorst heeft nog wel alle macht, maar hij nam zich voor naar de wil van het volk te luisteren.

Slide 35 - Tekstslide

Hij maakte een microscoop bekeek dingen en schreef op wat hij zag.

Frederik de Grote staat bekend als een Verlicht absolute vorst. Bewijs dit met behulp van de bron.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Absolutisme
Verlicht absolutisme

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Absolutisme
Verlicht absolutisme
droit divin
geen droit divin
vorst dient alleen zichzelf,  het volk telt niet
vorst dient het volk: nieuwe ideeën, vrijheid/gelijkheid 
volk geen inspraak
volk geen inspraak
geen godsdienstvrijheid
wel godsdiensttolerantie
1 persoon, de vorst, beslist
ruimte voor overleg (min, ambten)
standensamenleving
ancien régime
standensamenleving
ancien régime
slogan verlicht absolutisme : alles voor het volk, niets door het volk !!

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

    Begrippen uit deze les
  • Rationalisme
  • Empirisme
  • Verlichting
  • Verlicht Absolutisme

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  3. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)
  4. Je kunt uitleggen welke verschillen er waren tussen de manier waarop het bestuur in de Republiek, Engeland en Frankrijk waren georganiseerd. (T2)
  5. Je kan uitleggen waarom de ideeën van de Verlichting vooral in Frankrijk veel aanhang kregen. (I)


Slide 41 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.