Vriendschap

Vriendschap
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GASVBuitengewoon secundair onderwijs

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vriendschap

Slide 1 - Tekstslide

Wat is GEEN belangrijk kenmerk bij vriendschap?
A
Uit vrije wil vriend zijn
B
Personen zijn gelijkwaardig
C
Iets gemeenschappelijks hebben
D
Kan niet worden verbroken

Slide 2 - Quizvraag

Redenen waarom mensen vrienden zijn.

Slide 3 - Woordweb

Waar of niet waar: Iedereen heeft dezelfde definitie van een vriend.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Welke afbeelding is vriendschap?
A
B
C
A
A
B
B
C
C

Slide 5 - Quizvraag

Belangrijke eigenschappen dat vrienden moeten hebben.

Slide 6 - Woordweb

Welke van onderstaande is vriendschap?
A
Karel zegt dat Bart zijn vriend is. Bart vindt Karel eigenlijk NIET leuk.
B
Jelle vindt dat Tom zijn vriend is. Tom zegt dat Jelle zijn vriend is.
C
Marie vindt dat Elke een, vriendin is, Maar Elke vindt Marie niet leuk
D
Lies denkt dat Piet haar vriend is, Piet heeft Lies niet zo graag.

Slide 7 - Quizvraag

Waar of niet waar: Hoeveel vrienden je hebt, is voor iedereen verschillend.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Waar of niet waar: De ene persoon vindt vrienden belangrijker dan de andere persoon.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Waar of niet waar: Je moet je vrienden elke dag zien.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Duid het juiste aan
Is het: 
- beste vriend 
- vriend 
- kennis

Slide 11 - Tekstslide

Kennen elkaar persoonlijk zeer goed
A
Beste vriend
B
vrienden
C
kennissen

Slide 12 - Quizvraag

Mensen die je kent van gezicht, van ‘zien’
A
Beste vriend
B
vrienden
C
kennissen

Slide 13 - Quizvraag

Mensen die je een beetje kent, maar niet echt persoonlijk
A
Beste vriend
B
vrienden
C
kennissen

Slide 14 - Quizvraag

Doen dingen samen
A
Beste vriend
B
vrienden
C
kennissen

Slide 15 - Quizvraag

Kunnen op elkaar rekenen
A
Beste vriend
B
vrienden
C
kennissen

Slide 16 - Quizvraag

Delen geheimen
A
Beste vriend
B
vrienden
C
kennissen

Slide 17 - Quizvraag

Waar of niet waar: Als iemand vriendelijk is en naar je lacht, en eens met je praat,
betekent dit dat deze persoon je vriend is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Het woord ‘kennissen’ staat in het grootste kader want
we hebben VEEL/WEINIG kennissen

A
VEEL
B
WEINIG

Slide 20 - Quizvraag

Het woord ‘beste vrienden’ staat in het kleinste kader want we
hebben VEEL/WEINIG beste vrienden.

A
VEEL
B
WEINIG

Slide 21 - Quizvraag

Waar of niet waar: Het aantal vrienden is belangrijk om gelukkig te zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Waar of niet waar: Iedereen heeft een eigen vriendenkring.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Waar of niet waar: Sommige van de vrienden van jouw beste vriend kunnen ook jouw vriend zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Hoe hou jij contact met een vriend die je niet vaak ziet?

Slide 25 - Woordweb

Wat kan je doen om vrienden te behouden?

Slide 26 - Woordweb

Waar of niet waar: Iedereen maakt wel eens ruzie, zelfs goede vrienden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Waar of niet waar: Als je boos bent, kan je gemakkelijk praten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Tips bij ruzie met een vriend

Slide 29 - Woordweb

EINDE

Slide 30 - Tekstslide