3.7 Grammatica (les 1)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Oefenen met woordsoorten

De volgende woordsoorten komen in deze Lessonup aan bod:

- Lidwoord

- Zelfstandig naamwoord

- Bijvoeglijk naamwoord

- Voorzetsel

Kies de juiste woordsoort.

Je moet nooit Cola drinken bij de computer.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Voorzetsel (vz)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Leg uit wat een zelfstandig naamwoord is.

Kies de juiste woordsoort.

Ik fiets nog snel even naar de winkel.

1. Bepaald lidwoord (blw)
2. Onbepaald lidwoord (olw)

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Leg uit wat een werkwoord is.

Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

1. Wel een voorzetsel
2. Geen voorzetsel

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden (door een komma gescheiden).
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Kies de juiste woordsoort.

Archeologen hebben

 een bijzondere vondst gedaan 

 in het Italiaanse Pompeï

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
3. Lidwoord
4. Voorzetsel

Leg uit wat een bijvoeglijk naamwoord is.

Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Lidwoord
Voorzetsel

Koppel de woorden van de volgende zin aan de juiste woordsoorten:

lag

een

'Naast

de

oude

kast

boek

onder

het

raam.'

Noem zoveel mogelijk voorzetsels.

Jullie zijn toppers, succes met de toets en gebruik je woordsoortenstencil!