24. Yo nunca...

¡Buenos días!
Valladolid, academia de Caballería
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

¡Buenos días!
Valladolid, academia de Caballería

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?
  • Pretérito perfecto 
  • Pretérito indefinido
Ayuntamiento de Valladolid
El campo grande

Slide 2 - Tekstslide

Yo nunca ... 
+
pretérito perfecto

Slide 3 - Tekstslide

Pretérito perfecto 
he
has
ha
hemos
habéis
han
haber
+
ADO
IDO
Por ejemplo: Nunca he visitado la Sagrada Familia

Slide 4 - Tekstslide

Yo nunca...
         Yo tampoco    =   ik ook niet 
         Yo sí                    =   ik wel 

Por ejemplo:    Yo nunca he comido paella.        Ik heb nog nooit paella gegeten.
                                -   Yo sí.                                                  - Ik wel.

Slide 5 - Tekstslide

visitar un museo
comer tapas
jugar al tenis
casarse
ir a Valencia
regalar flores
comer del suelo
hablar mal de nadie
seguir en instagram a alguien que me gusta
salir en la tele
copiarse en un examen
sacarme una selfie en el baño
Yo nunca....
Yo tampoco
Yo sí
......

Slide 6 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord in de komende 15 zinnen naar de pretérito perfecto.

Slide 7 - Tekstslide

1. Hoy mi marido y yo (cocinar) ____ la cena juntos.

Slide 8 - Open vraag

2. Esta semana ellos (ir) _____ a la playa para descansar.

Slide 9 - Open vraag

3. Hace poco, nosotros (escribir) ____ una prueba muy fácil.

Slide 10 - Open vraag

4. Esta tarde (terminar, yo) ____ el libro.

Slide 11 - Open vraag

5. ¿Ya (recibir, vosotros) ____ el dinero?

Slide 12 - Open vraag

6. Mi jefe me (llamar) ______ hace unos segundos.

Slide 13 - Open vraag

7. ¿Tú (estar) ____ en España?

Slide 14 - Open vraag

8. Todavía no (estar, yo) ____ en España.

Slide 15 - Open vraag

9. Nunca (ver, yo) _____ un elefante tan grande.

Slide 16 - Open vraag

10. Mis primos (escribir) ____ un cuento.

Slide 17 - Open vraag

11. Tus vecinos (llegar) _____ a casa.

Slide 18 - Open vraag

12. La amiga de mi hija (recibir) ____ una bicicleta.

Slide 19 - Open vraag

13. ¿(Ver, tú) ____ mis llaves?

Slide 20 - Open vraag

14. Creo que (perder, yo) ____ mis llaves.

Slide 21 - Open vraag

15. Estas vacaciones (visitar) ____ a nuestros abuelos.

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg de volgende 10 onregelmatige werkwoorden in de 
 pretérito indefinido.

Slide 23 - Tekstslide

De uitgangen van de indefinido
Het vervoegen is hetzelfde zoals je in de tegenwoordige tijd doet, alleen zijn de uitgangen anders. De accenten op de juiste plek zetten is erg belangrijk!

Slide 24 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
Je gebruikt alleen bij de 3e persoon enkelvoud (él/ella/usted) hizo.

Slide 25 - Tekstslide

Meerdere onregelmatigheden
Hacer, decir en traer behoren tot de rij met een onregelmatige stam, maar hebben nog een onregelmatigheid:



Een aantal werkwoorden op –ir waarbij in de presente de stamklinker verandert, heeft ook in de
indefinido een stamklinkerwisseling in de derde persoon enkelvoud en meervoud.
Op dezelfde manier als servir: despedirse, pedir en seguir
Op dezelfde manier als dormir: morir

Slide 26 - Tekstslide

Meerdere onregelmatigheden
  • Het werkwoord hay is in de indefinido hubo.     
 (Ahora hay mucha gente en el supermercado / Ayer hubo mucha gente en el supermercado)

  • Dar en ir zijn volledig onregelmatig. De werkwoorden ser (zijn) en ir (gaan) hebben
    dezelfde vervoegingen in de indefinido. Door de context weet je pas of ze zijn of
    gaan bedoelen. Voorbeeld:
    Maradona fue un futbolista argentino. - Maradona was een Argentijnse voetballer.
    Ayer Juan fue al cine. - Gisteren ging Juan naar de bioscoop.

  • Aanpassingen voor de uitspraak:
    Als een stam eindigt op c, z, of g verandert deze letter
    in de eerste persoon enkelvoud in de: qu, c, gu.


Slide 27 - Tekstslide

1. Yo ayer ____(ver) un coche que me encanta.

Slide 28 - Open vraag

2. Yo el verano pasado _____ (estar) de vacaciones en una isla.

Slide 29 - Open vraag

3. En 2002 ____ (yo, ir) a España.

Slide 30 - Open vraag

4. Yo (poner) ____ la mesa anoche.

Slide 31 - Open vraag

5. La semana pasada ____(dormir, ellos) en un hotel.

Slide 32 - Open vraag

6. Ayer se (servir) ____ el desayuno a las ocho.

Slide 33 - Open vraag

7. Él no (hacer) ____ el trabajo.

Slide 34 - Open vraag

8. La profesora (traducir) _____ el texto del libro.

Slide 35 - Open vraag

9. Nosotros (saber) ____ la verdad demasiado tarde.

Slide 36 - Open vraag

10. ¿Cuándo (morir) ____ tu bisabuelo?

Slide 37 - Open vraag