1.2 de bouw van een organisme

1.2 de bouw van een organisme
organen en cellen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.2 de bouw van een organisme
organen en cellen

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van stofwisseling?
A
Ademhalen
B
Bewegen.
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 3 - Quizvraag

De witte kleur van de bloemen is een levenskenmerk van een madeliefje.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Het leven van een hond eindigt met de dood
A
waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een schimmel is een organisme
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een blad dat van een boom is gevallen is levenloos.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Doel
- Je kunt de organisatieniveaus binnen een organisme benomen en beschrijven. 

Slide 8 - Tekstslide

Organen
- Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies, bijv. longen, functie ademhalen.
- planten en dieren hebben ook organen. Organen van planten zijn bijv. wortels, stengels en bladeren. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Orgaanstelsel
- grote organismen hebben orgaanstelsels, zoals het verteringsstelsel. 
- Een orgaanstelsel is een groep organen die samenwerken. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Een orgaanstelsel bestaat uit één of meerdere organen
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

De stengel van een plant is een orgaan
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Cellen
- organen bestaan uit cellen.
- Cellen hebben diepte
- Cellen hebben verschillende vormen. De vorm hangt samen met de functie.  

Slide 15 - Tekstslide

Weefsel
- Een groep cellen met dezelfde vorm en functie noem je een weefsel
- Een orgaan bestaat uit meerdere weefsels. 



Slide 16 - Tekstslide

Tussencelstof
- In veel weefsel zit tussencelstof tussen de cellen. Kan vloeiende stof of harde stof zijn, afhankelijk van de functie (voorbeeld botten). 
- Bijv. in hersenen zit hersenvloeistof tussen de zenuwcellen, in beenweefsel harde stof (kalk) tussen de botcellen. 
- Cellen liggen dan dus niet direct tegen elkaar aan. 

Slide 17 - Tekstslide

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van deze delen, van klein naar groot?
A
Cel – orgaan – weefsel – orgaanstelsel.
B
Cel – weefsel – orgaan – orgaanstelsel.
C
Weefsel – cel – orgaan – orgaanstelsel.
D
Weefsel – cel – orgaanstelsel – orgaan

Slide 19 - Quizvraag

Organisatieniveaus 
- 4 organisatieniveaus
-Alle orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen vormen samen een organisme. 
- orgaanstelsels werken ook samen. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Maken
opdracht 1 t/m 9

Slide 22 - Tekstslide