CVRM - Medicatie

CVRM - Medicatie
Terugblik vorige week
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

CVRM - Medicatie
Terugblik vorige week

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een patiënt met hartfalen wordt behandeld met medicatie, welke geneesmiddelgroep(en) zijn hierbij de basis?
A
Diuretica en bètablokker
B
ACE-remmer en diuretica
C
Bètablokker en ACE-remmer
D
Angiotensinereceptorblokkers

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hartfalen:
Eerste keus: Start ACE remmer => Enalapril (Voorkeur bij ouderen) => Fosinopril, lisinopril etc. 
(-pril)
Effect bij hartfalen:
Verwijden de bloedvaten, waardoor verlaging bloeddruk en daardoor hoeft hart minder krachtig te pompen.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een veel voorkomende bijwerking van ACE-remmers zijn:
A
Veel moeten plassen
B
Maag- en darmklachten
C
Kriebelhoest
D
Hoofdpijn

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meest gebruikte ACE-remmers zijn:
A
Perindopril, lisinopril en ramipril
B
Metoprolol, propranolol, sotalol
C
Valsartan, losartan, irbesartan

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hartfalen:
Tweede keus: (indien bijwerkingen of intolerantie ACE remmer)
ARB (angiotensinereceptorblokker)
Valsartan, candersartan (-artan)

Effect bij hartfalen:
Verwijden de bloedvaten, waardoor verlaging bloeddruk en daardoor hoeft hart minder krachtig te pompen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ACE-remmers en angiotensinereceptorblokkers worden niet alleen toegepast bij hartfalen, maar ook....
A
Als er sprake is van hartproblemen i.c.m. diabetes
B
Bij hoge bloeddruk met gevaar voor hartfalen
C
A en B samen zijn juist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meest gebruikte angiotensinereceptorblokkers zijn:
A
Perindopril, lisinopril en ramipril
B
Metoprolol, propranolol, sotalol
C
Valsartan, losartan, irbesartan

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hartfalen:
STAP 3: Indien tekenen van overvulling => lisdiuretica toevoegen => werken snel en krachtig
STAP 4: indien met RAS-remmer en diuretica klinisch stabiel voeg b
STAP 5: verhoog bètablokker en diureticum tot maximale dosering die wordt verdragen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diuretica wordt gebruikt bij?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Vochtretentie a.g.v. onvoldoende werkend hart
B
Hypertensie
C
Vochtretentie/oedeem a.g.v. nierfunctiestoornissen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van lisdiuretica?
A
Hebben een gelijkmatigere werking
B
Hebben een krachtige, snelle werking

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reden inzet lisdiuretica
De snelle en krachtige werking van lisdiuretica is de reden waarom dit wordt ingezet bij hartaandoeningen waarbij vocht vastgehouden wordt

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van lisdiuretica zijn:
A
Furosemide en bumetanide
B
hydrochloorthiazide en chloortalidon
C
Eplerenon en triamtereen
D
Alle antwoorden zijn juist?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld preparaten diuretica:
Lisdiuretica
Bumetanide en furosemide
Overige diuretica
HCT en chloortalidon
Kaliumsparende
Triamtereen en spironolacton

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De meest voorkomende bijwerking van diuretica is orthostatische hypotensie, wat is dat?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Orthostatische hypotensie is:

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartritmestoornissen:
Stoornis in de prikkelgeleiding

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde bij het samentrekken van het hart?
A
Eerst trekken de boezems samen, onmiddellijk gevolgd door samentrekkingen van de kamers
B
Eerst trekken de kamers samen, onmiddellijk gevolgd door samentrekkingen van de boezems

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij behandeling van hartritmestoornis wordt....
1e keus geneesmiddel altijd gecombineerd met een antistollingsmiddel => omdat door ritmestoornis verhoogde kans is op trombose in de boezems van het hart

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling hartritmestoornissen
Is moeilijk gezien het aantal mogelijke oorzaken
Voor- en nadelen moeten goed afgewogen worden
Medicatie alleen als 
  1. er veel hinder is 
  2. in levensbedreigende situaties

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De meest frequent gebruikte anti-aritmica is?
A
Calciumantagonisten
B
Hartglycosiden
C
Nitraten
D
Bètablokkers

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hartglycosiden:
Voorkomen of bestrijden hartritmestoornis maar nemen geen oorzaak weg!

Smalle therapeutische breedte en lange halfwaardetijd! => overdosering!
Hartglycosiden uitgescheiden via nieren => ouderen vermindert, dus opletten!
Giftigheid neemt toe door combi met diureticum
Diureticum verlagen kaliumgehalte bloed
tekort kalium => hartspier gevoeliger voor werking digoxine => door geringe therapeutische breedte ontstaat gevaar overdosering!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Angina pectoris:
Hartkramp => zuurstofgebrek hartspier
Onaangenaam bedrukkend/beklemmend gevoel op de borst

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de eerste belangrijke stap bij de behandeling van Angina Pectoris?
A
Leefregels
B
Behandeling met medicatie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicatiegroepen bij AP
Nitraten
Bètablokkers
Calciumantagonisten

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de werking van nitraten?
A
Bloedvat vernauwende werking
B
Bloedvat verwijdende werking
C
Het hart gaat sneller pompen
D
Het hart gaat langzamer pompen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een onderhoudsbehandeling AP:
Het lichaam went snel aan de werking van nitraten, met risico op gewenning, wat is belangrijke informatie voor de patiënt?
A
De patiënt moet zo min mogelijk gebruiken
B
De patiënt moet een steeds hogere dosering gebruiken
C
De patiënt moet een nitraatvrije periode inlassen (in de nacht)
D
De patiënt moet het 3 weken gebruiken en dan 1 week stoppen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bètablokkers worden gebruikt bij AP in de vorm van....
A
Aanvalsbehandeling
B
Onderhoudsbehandeling

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bètablokkers werken via het onwillekeurige zenuwstelsel en....
A
Verhogen de hartslag
B
Verlagen de hartslag

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meest gebruikte bètablokkers zijn:
A
Perindopril, lisinopril en ramipril
B
Metoprolol, propranolol, sotalol
C
Valsartan, losartan, irbesartan

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meest voorkomende bijwerkingen bètablokkers:
Vermoeidheid
Koude handen en voeten
Orthostatische hypotensie

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij diabetespatiënten kan een bètablokker een hypo maskeren, wat betekend dat?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hypertensie:

Slide 34 - Tekstslide

hebben een even groot bloeddrukverlagend effect. 

Cardiovasculaire morbiditeit, zoals hartfalen, myocardinfarct of atriumfibrilleren, kan bepalend zijn voor de keuze en daarvoor kijk je in de NHG standaard
Vervolg behandeling hypertensie:
Indien gewenste effect niet bereikt:
  • Voeg 2e antihypertensiva toe
  • Voeg 3e antihypertensiva toe
  • Verhoog doseringen tot max.
  • Toevoegen spironolacton (kaliumsparende diuretica) of amiloride/hydrochloorthiazide (combi diuretica)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RAAS-systeem
Hoe zat het ook alweer?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe reageren de nieren op een te lage bloeddruk?
A
Extra productie van aldosteron
B
Extra productie van ACE
C
Extra productie van Renine
D
Extra productie van angiotensinogeen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies