Rekenen D1 Paragraaf 1.7

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 1 les 8
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 1 les 8

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aanwezigheid en activiteit
  • Studenten worden in ZOOM op aanwezig gezet als ze inloggen met hun voor- en achternaam én als zij 80% van de lestijd staan geregistreerd. Dat zijn 120 minuten. 

  • Let op! Op je telefoon wordt de tijd vaak weergegeven in uren. En 1:29 uur is geen 129 minuten, maar (60 + 29 =) 89 minuten. 

  • Studenten worden in Noordhoff op actief gezet als zij een geactiveerde én gekoppelde licentie hebben. Is een licentie niet geactiveerd of gekoppeld? Dan kan Noordhoff - en dus ook je vakdocent - niet zien of je een licentie hebt.

Slide 2 - Tekstslide

1 uur = 60 minuten
2 uur = 120 minuten
0,5 uur = 30 minuten
2,5 uur = 120 + 30 = 150 minuten


Hoofdstuk 1 Grootheden en eenheden
Paragraaf 1.7 Vuistregels en formules

Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
Introductie
Par. 1.1
Par. 1.2
Par. 1.3
Par. 1.4
Par. 1.5
Par. 1.6
Par. 1.7
Par. 1.8
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten
Opstarten van de les
Kennis activeren
Uitleg par. 1.7 Vuistregels en formules
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 1.7
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 1.7
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Fatma werkt als persoonlijk begeleider bij de Gemeente Vlaardingen. Ze begeleidt daar tienermoeders. Een van haar cliënten is Delila. Ze is 17 jaar en net moeder geworden van baby Jayden. Hij weegt 4250 g en krijgt zes flesvoedingen per dag. 

Een baby heeft dagelijks 150 ml melk per kilogram lichaamsgewicht nodig. Die hoeveelheid melk wordt verdeeld over de zes voedingen.

Maak een berekening van hoeveel milliliter melk Jayden in totaal én per voeding krijgt. Geef je antwoorden in hele getallen.

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Hoeveel milliliter melk krijgt Jayden in totaal per dag?
A
637,5 ml
B
638 ml
C
6375 ml
D
6380 ml

Slide 6 - Quizvraag

4250 g : 1000 = 4,25 kg 
4,25 kg x 150 ml = 637,5 ml = 638 ml




Hoeveel milliliter melk krijgt Jayden per voeding?
A
106 ml
B
106,25 ml
C
106,3 ml
D
1063 ml

Slide 7 - Quizvraag

637,5 ml : 6 = 106,25 = 106 ml

Paragraaf 1.7 Vuistregels en formules

Leerdoelen


  • Ik herken formules als vuistregel of als rekenregel.
  • Ik kan met formules en vuistregels verbanden beschrijven.



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Een man met een lengte van 1 meter 71 en een gewicht
van 90 kilogram...
A
heeft ondergewicht.
B
heeft een gezond gewicht.
C
heeft overgewicht.
D
Ik weet het niet.

Slide 9 - Quizvraag

De vuistregel voor een gezond gewicht is de lichaamslengte in cm - 100.

171 - 100 = 71 kg.

Deze man heeft overgewicht. 



Een vrouw met een lengte van 1 meter 62 en een gewicht
van 50 kilogram...
A
heeft ondergewicht.
B
heeft een gezond gewicht
C
heeft overgewicht.
D
Ik weet het niet.

Slide 10 - Quizvraag

De vuistregel voor een gezond gewicht is de lichaamslengte in cm - 100.

162 - 100 = 62 kg.

Deze vrouw heeft ondergewicht. 

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak opdracht 2, 6 en 11 van par. 1.7.
  • Lever de gemaakte opdrachten in.
  • Meld je voor de examenopdracht.
 

Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 11 - Tekstslide

83737 dinsdag
13922 donderdag
77688 vrijdag
timer
5:00
Pauze

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
Tijdens de basisroute behandelen we alle lesstof die wordt getoetst bij het examen rekenen. We herhalen daarnaast een deel van de basisvaardigheden. Deze week behandelen we de lesstof over verhoudingstabellen met tussenstap (22), en het metriek stelsel (23).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


22 Verhoudingstabellen met tussenstap

Leerdoelen


  • Ik kan rekenen met verhoudingstabellen met een tussenstap.



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Wat is een logische tussenstap?
gewicht in g
      250
       ?
     625
bedrag in €
     3,50
    1,75
     8,75
A
10
B
75
C
100
D
125

Slide 15 - Quizvraag

250 en 625 kan je allebei niet gemakkelijk delen door 10, 75 en 100, maar wel door 125. 

125 is daarom een logische tussenstap. 






Wat is een logische tussenstap?
aantal
       36
       ?
       24
bedrag in €
        9
       ?
        6
A
9
B
10
C
11
D
12

Slide 16 - Quizvraag

36 en 24 kan je allebei niet gemakkelijk delen door 9, 10 en 11. 

12 is daarom een logische tussenstap.






Hoeveel gram zalm heeft Chris nodig voor 7 personen?
aantal personen
       4
       ?
      7
zalm in g
     500
       ?
      ?
A
625 gram
B
750 gram
C
875 gram
D
1000 gram

Slide 17 - Quizvraag

4 personen = 500 gram zalm

1 persoon = 500 : 4 = 125 gram zalm 

7 personen = 7 x 125 = 875 gram zalm

23 Metriek stelsel (2)

Leerdoelen

  • Ik kan de maten voor de grootheid oppervlakte omzetten.
  • Ik kan de maten voor de grootheid inhoud omzetten.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





4,8 dm2 + 3,5 cm2 =


A
8,3 cm2
B
51,5 cm2
C
83 cm2
D
483,5 cm2

Slide 19 - Quizvraag

4,8 dm2 x 100 = 480 + 3,5 = 483,5 cm2




2,5 dm2 + 3,5 cm2 + 140 mm2 =


A
200 mm2
B
740 mm2
C
25175 mm2
D
25490 mm2

Slide 20 - Quizvraag

2,5 dm2 x 100 x 100 = 25 000 mm2
3,5 cm 2 x 100 = 350 mm2

25000 + 350 + 140 = 25 490 mm2




625 m3 =


A
625000 dm3
B
62500 dm3
C
625 dm3
D
62,5 dm3

Slide 21 - Quizvraag

625 x 1000 = 625000 dm3




625 dm3 =


A
625000 liter
B
62500 liter
C
625 liter
D
62,5 liter

Slide 22 - Quizvraag

625 dm3 = 625 liter
timer
5:00
Pauze

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 2 en 3 van paragraaf 1.7
 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
15:00
1 liter = 1 dm3

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





2a. Hoeveel liter water moet er in dit aquarium zitten?
A
80 liter
B
84 liter
C
88 liter
D
92 liter

Slide 26 - Quizvraag

2 baarsjes van 4 cm = 2 x 4 cm = 8 liter
3 vorens van 12 cm = 3 x 12 cm = 36 liter
2 windes van 8 cm = 2 x 8 cm = 16 liter
3 elritsen van 8 cm = 3 x 8 cm = 24 liter

8 + 36 + 16 + 24 = 84 liter




2b. Hoeveel vissen van 5 cm mag Dirk houden?
A
18 vissen
B
22 vissen
C
24 vissen
D
26 vissen

Slide 27 - Quizvraag

110 dm3 = 110 liter : 5 = 22 vissen.




3a. Hoeveel watt heeft Ilhami nodig?
A
4800 watt
B
5000 watt
C
5200 watt
D
5400 watt

Slide 28 - Quizvraag

6 x 5 x 2,4 = 72 m3 x 75 = 5400 watt




3a. Heeft Ilhami genoeg aan twee verwarmingspanelen?
A
Nee, hij komt 700 watt tekort.
B
Nee, hij komt 1400 watt tekort.
C
Ja, hij heeft 700 watt over.
D
Ja, hij heeft 1400 watt over.

Slide 29 - Quizvraag

Ilhami heeft 5400 watt nodig.
Hij heeft 2 panelen van 2000 watt.

4000 - 5400 = - 1400

Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 11 en 12 van paragraaf 1.7
 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
15:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




11a. Anne is 1,75 m lang en ze weegt 73 kilo. Heeft Anne een gezond gewicht?
A
Ja, ze heeft een ideaal gewicht.
B
Ja, ze heeft een gezond gewicht.
C
Nee, ze heeft ondergewicht.
D
Nee, ze heeft overgewicht.

Slide 32 - Quizvraag

             73  
---------------------- = 23,8 
1,75 x 1,75 = 3,0625 

23,8 = 18,5 - < 25 = ideaal gewicht



11b. Meike is 1,65 m lang en ze weegt 90 kilo. Heeft Meike een gezond gewicht?
A
Ja, ze heeft een ideaal gewicht.
B
Ja, ze heeft een gezond gewicht.
C
Nee, ze heeft overgewicht.
D
Nee, ze heeft ernstig overgewicht.

Slide 33 - Quizvraag

             90
---------------------- = 33,1
1,65 x 1,65 = 2,7225

33,1 = > 30 = ernstig overgewicht



11b. Hoeveel moet Meike afvallen om een normaal gewicht te hebben?
A
ongeveer 5 kilo
B
ongeveer 10 kilo
C
ongeveer 15 kilo
D
ongeveer 20 kilo

Slide 34 - Quizvraag

90 - 68 = 22 kilo 



12. Hoeveel is het prijsverschil tussen de twee campings bij een verblijf van zes dagen?
A
€ 10,00
B
€ 20,00
C
€ 30,00
D
€ 40,00

Slide 35 - Quizvraag

Boslust 6 x 30 = € 180,00
Duinrand 6 x 25 + 20 = € 170,00

180 - 170 = € 10,00


timer
5:00
Pauze

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 1.7 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door een berekening te maken en die op te schrijven. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdrachten. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
timer
10:00

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




14a. Hoeveel meter is de remweg van een auto die 50 km/h rijdt?
Bij deze opdracht kan je liggend geld oprapen. Je hoeft alleen maar te bukken!
A
18,75
B
37,5
C
18,75 meter
D
37,5 meter

Slide 39 - Quizvraag

50 : 10 = 5 x 5 = 25 : 4 x 3 = 18,75

of

50 : 10 = 5 x 5 = 25 x 0,75 = 18,75




14b. De remweg van een auto is 108 m. Met welke snelheid reed deze auto?
A
50 km/h
B
80 km/h
C
100 km/h
D
120 km/h

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe pak je dat aan bij je examen?
Opdracht 14a [3p]
50 km/h : 10 x 5 x 5 = 25 x 0,75 = [1p] 18,75 [1p] meter [1p]

Opdracht 14b [3p]

Wat weet je al?
1. ... km/h : 10 = ... x ... = ... x 0,75 = 108 meter
2. ... km/h : 10 = ... x ... = [144 x 0,75 = 108] meter
3. ... km/h : 10 = [12 x 12 = 144] x 0,75 = 108 meter
4. [120 km/h : 10 = 12] x 12 = 144 x 0,75 = 108 meter

120 [1p] km/h [1p] : 10 = 12 x 12 = 144 x 0,75 = 108 meter [1p] 







Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen
  • Ik herken formules als vuistregel of als rekenregel.
  • Ik kan met formules en vuistregels verbanden beschrijven. 

Volgende week

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies