J Grammar Hoofdstuk 2 Stepping Stones VMBO G/TL

Welcome!

Welcome

Today's class

- Lesson aims

- J grammar explanation

- To do list

- round off

Today's lesson aims

- Je weet hoe je modals(hulpwerkwoorden): must, have (got) to en should gebruikt

Should

''Je gebruikt should(not) + het hele werkwoord als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. Je wilt bijvoorbeeld advies geven of iets afraden.

1. You should find a safe place to jump

2. He shouldn't eat too much sugar

3. You shouldn't stay close to the road

Must

Je gebruikt must (not) + het hele werkwoord als je vindt dat iets (niet) moet. Must is krachtiger dan should.

1. You must check the tyres before going on the road.

2. You musn't buy that game. It's a waste of money.

3. I find that you must pay the waiter for his services after you leave the restaurant.

has to/have to

Je gebruikt has to/have to + het hele werkwoord om zekerheid. noodzaak of verplichting uit te drukken.

+  om te zeggen dat iets moet van iemand anders.

1. This has to be Jessica's house (zekerheid).

2. I have to go now, or i'll miss my bus (noodzaak).

3. You have to turn off your phone in class (verplichting)

4.Mum says I have to do the dishes (iets moet van iemand anders)

Let op!

Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'. Met don't have to / doesn't have to + hele werkwoord geef je aan dat er geen verplichting is.

Dus: 1. You don't have to wear a tie.

2. She doesn't have to wear a tie.

en niet She have not wear a tie.

To do:

1. Exercise 25, 26 AB p. 43 + 44

Finished?

2. Exercise 12 AB 81 Herhaling theme 2

3. Leren S.O. Zie SOM. 

Wanneer gebruik je must?

1. iets dat niet moet
2. iets wilt afraden
3. iets moet van iemand anders
4. noodzaak

Wanneer gebruik je have to

1. iets dat niet moet
2. iets wilt afraden
3. iets moet van iemand anders
4. noodzaak

Wanneer gebruik je Should?

1. iets dat niet moet
2. iets wilt afraden
3. iets moet van iemand anders
4. noodzaak

Bij he/she/it gebruik je

1. has
2. have

Bij he/she/it gebruik je

1. does
2. do