P4 - Les 5A - Oorlog en terrorisme
1 / 36
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
De leider van de Sovjet-Unie aan het eind van WO2 heet:
A
Adolf Hitler
B
Franklin D. Roosevelt
C
Josef Stalin
D
Vladimir Lenin
Slide 6 - Quizvraag
Duitsland werd verdeeld in ..... delen.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 7 - Quizvraag
Wat werd er niet besproken bij de converentie in Potsdam?
A
Herstelbetalingen
B
Terechtstellen van Nazi's
C
De overgave van Japan
D
Het ijzeren gordijn
Slide 8 - Quizvraag
Wat is Glasnost?
A
een gesloten cultuur van politiek en media
B
een open cultuur van politiek en media
C
betere banden met de VS
D
Slechtere banden met de VS
Slide 9 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde:
A. Einde van de Sovjet-Unie
B. Val van de Berlijnse Muur
C. Duitse hereniging
D. Gorbatsjov wordt leider van de Sovjet-Unie
A. Einde van de Sovjet-Unie
B. Val van de Berlijnse Muur
C. Duitse hereniging
D. Gorbatsjov wordt leider van de Sovjet-Unie
A
B, A, C, D
B
D, A, B, C
C
D, B, A, C
D
D, B, C, A
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn politionele acties?
Wat zijn politionele acties?
A
militaire acties van Nederland om te voorkomen dat Indonesië onafhankelijk werd.
B
Acties van Japan een nieuwe poging te doen om Nederlands-Indië in te nemen.
C
Acties van Nederlands-Indië om ervoor te zorgen dat zij onafhankelijk werden.
D
Acties van Duitsland om Japan te gaan helpen in de oorlog.
Slide 11 - Quizvraag
Wie is dit?
A
Ghandi
B
Stalin
C
Soekarno
D
Soeharto
Slide 12 - Quizvraag
Wie was de leider van de nationalisten in Nederlands-Indië?
A
Ghandi
B
Soekarno
C
Hatta
D
Wilhelmina
Slide 13 - Quizvraag
Waar is de VN voor
A
Internationale handel
B
Tegen oorlog
C
Recht, Vrede, Veiligheid
D
Politiek tussen de 3 grote landen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is NIET waar over de Berlijnse Muur?
A
Het was een idee van de BRD
B
De Berlijnse Muur sloot het IJzeren Gordijn volledig
C
De Berlijnse Muur werd gemaakt zonder overleg tussen BRD en DDR
D
De Berlijnse Muur is hét symbool voor de Koude Oorlog
Slide 15 - Quizvraag
De wederopbouw betekent
A
Nederland opbouwen zodat het bij een oorlog niet kapot kan. n
B
Nederland opnieuw opbouwen na de schade van WOII
C
Nederland weer eens opnieuw opbouwen
D
Nederland mooier en rijker maken na de crisis
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de Marshallhulp?
A
Een financieel en economisch hulpprogramma
B
De politie-inzet in Europa
C
Het geallieerde bestuur van Europa
D
Het trainen van leger en politie in Europa
Slide 17 - Quizvraag
De oprichting van de Europese Unie is een ...............van de Duitse eenwording, omdat de Duitse leider Kohl...........................beloofde!
A
oorzaak, nationalisme
B
gevolg, Europese samenwerking
C
oorzaak, Europese samenwerking
D
gevolg, nationalisme
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer was de Duitse eenwording?
A
3 oktober 1989
B
3 oktober 1990
C
4 oktober 1991
D
4 oktober 1988
Slide 19 - Quizvraag
Wat was de containmentpolitiek?
A
Politiek van de VS om verspreiding van communisme tegen te gaan
B
Politiek van de SU om verspreiding van democratie tegen te gaan
C
Politiek tijdens wo2 om nazisme te stoppen
D
Politiek na de koude oorlog om Amerikaanse invloed te beperken
Slide 20 - Quizvraag
Twee uitspraken:
1. Een direct / indirect gevolg van de invoering van Glasnost en Perestrojka is het einde van de Koude Oorlog.
2. Een bedoeld / onbedoeld gevolg van de invoering van Glasnost en Perestrojka is het einde van de Sovjet-Unie.
A
1. direct gevolg,
2. bedoeld gevolg
B
1. direct gevolg,
2. onbedoeld gevolg
C
1. indirect gevolg,
2. bedoeld gevolg
D
1. indirect gevolg,
2. onbedoeld gevolg
Slide 21 - Quizvraag
Perestrojka is...
A
Een afschaffing van de planeconomie
B
Een meer westerse economie
C
Het recht om te protesteren
D
Het recht om vrij te mogen reizen
Slide 22 - Quizvraag
Waarvoor staat EEG?
A
Europese Ecologische Groep
B
Economische Eenheden Gemeenteraad.
C
Europese Economische Gemeenschap
Slide 23 - Quizvraag
Welke etnische minderheid werd gezuiverd in Joegoslavië tijdens de burgeroorlog
A
Joden
B
Moslims
C
Christenen
D
Niet gelovigen
Slide 24 - Quizvraag
Wat heeft Nederland te maken met de oorlog in Joegoslavië?
A
Nederlands leger vocht daar
B
Nederlandse VN soldaten vochten daar
C
Nederlandse kolonies waren daar
D
Niets
Slide 25 - Quizvraag
Wat is niet waar over de Europese Unie?
A
De EU heeft een gezamenlijk leger
B
Is opgericht om meer geld te verdienen
C
Samen besluiten vormen op politiek en economisch gebied
D
Is bedoeld om sterk te staan tegenover grote mogendheden
Slide 26 - Quizvraag
Wat was geen gevolg van
de Duitse eenwording?
de Duitse eenwording?
A
Stijgende
werkloosheid
B
Hogere prijzen
C
Veel Oost-Duitse bedrijven failliet
D
Dalende werkloosheid
Slide 27 - Quizvraag
De Duitse eenwording was op sommige punten nadelig voor Oost-Duitsland, en op andere punten voor West-Duitsland. Welk probleem gold voor West-Duitsland?
A
De verouderde industrie kon niet op tegen de nieuwe concurrenten.
B
De prijzen stegen en de werkloosheid nam toe.
C
Door de hoge kosten van het herstel van de economie gingen de belastingen flink omhoog.
D
Hoge werkloosheid leidde tot pessimisme onder de bevolking
