EHBO 2 Bewustzijn en Ademhaling

Cursus EHBO (jeugd)
Bewustzijn en Ademhaling 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Cursus EHBO (jeugd)
Bewustzijn en Ademhaling 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je wat je moet doen als iemand flauw valt

en 

weet je hoe je iemand moet draaien van buik naar rug en stabiel te leggen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte Herhaling 
Wat zijn de 5 belangrijke EHBO regels?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Let op gevaar (voor jezelf en het slachtoffer)
2. zorg voor professionele hulp
3. Zorg voor het slachtoffer (stel gerust en verleen eventueel eerste hulp)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jongen van 13 gewond na botsing
Zuidhorn- Zaterdag is er een ongeluk gebeurd op de Onderdendamsterweg. Een jongen van 15 fietste naar huis na stage toen hij met een auto in botsing kwam. De jongen viel van zijn fiets en kwam ongelukkig terecht. Hij was korte tijd bewusteloos en is ter controle naar het ziekenhuis gebracht. 

Slide 5 - Tekstslide

Vertel over de prikkels van het lichaam (zenuwen) . Pijn en Warmte. 
Schrijf twee voorbeelden op van prikkels van buitenaf.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.1  Stoornissen in het bewustzijn

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoornissen in het bewustzijn
Bewusteloos           Bewusteloosheid is een toestand waarin iemand het bewustzijn over de omgeving verliest. Iemand kan niet door aanspreken, knijpen, of andere zintuiglijke prikkels worden gewekt.

Hoe controleer je of iemand bewusteloos is? 
  • Je schudt voorzichtig aa de schouders van het slachtoffer en je vraagt tegelijkertijd:             'Gaat het'? 
  • Als het slachtoffer helemaal niet reageert, is bij bewusteloos. 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoornissen in het bewustzijn

  • Bel 1-1-2 en laat een AED halen. 
  • Zorg dat het slachtoffer zich niet kan bezeren. Soms maakt een slachtoffer schokkende bewegingen met armen en benen. Haal gevaarlijke voorwerpen weg. Laat het slachtoffer wel gewoon bewegen, houd de bewegingen niet tegen. 
  • Controleer of het slachtoffer normaal ademt.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je dat iemand bewusteloos is?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vriend zegt dat hij sterretjes ziet. Hij voelt zich misselijk en duizelig. Zijn gezicht is bleek. Wat denk je dat er aan de hand is?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun jij je vriend helpen?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een flauwte? 
  • Heel even te weinig bloed en dus te weinig zuurstof in je   hersenen 
  • Angst, schrik, spanning, pijn, bloed en                                         warmte zijn oorzaken van een flauwte

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je en wat hoor je? 
Als iemand een flauwte heeft, kun je dat vaak aan hem zien. Je ziet dat iemand: 
  • gaat zweten
  • gaat zuchten en geeuwen
  • een bleek, wit gezicht krijgt

Het slachtoffer zelf: 
  • krijgt oorsuizingen en ziet sterretjes
  • voelt zich duizelig en misselijk

Wat moet je doen? 
Leg iemand plat neer. Als je het bij jezelf merkt, ga dan zitten of liggen en waarschuw iemand. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iemand kan om verschillende redenen een flauwte krijgen. Welke redenen denk jij dat er zijn?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke dingen kun je doen om iemand te helpen die flauw valt?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2  Stoornissen in de ademhaling

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de pauze eet een man een appel. Opeens zie je dat hij vreemde bewegingen maakt. Hij kijkt angstig en grijpt naar zijn keel. Hij heeft zich verslikt en krijgt geen lucht meer. Gelukkig kun jij helpen. Je slaat op zijn rug en het stukje appel schiet uit zijn luchtpijp. Hij kan weer ademhalen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je lichaam heeft zuurstof nodig om te kunnen werken. In de lucht zit zuurstof. Door te ademen krijg je lucht binnen. Via de luchtpijp stroomt de lucht naar je longen. 
Je lichaam heeft zuurstof nodig om te kunnen werken. In de lucht zit zuurstof. Door te ademen krijg je lucht binnen. Via de luchtpijp stroomt de lucht naar je longen. 

Luchtweg, een belangrijke route
Vanaf je mond lopen twee soorten buizen. De ene buis is de luchtpijp, deze is voor de lucht die je in- en uitademt. Die lucht heb je nodig om je lichaam te laten werken. Door de andere buis, de slokdarm, gaat het eten en drinken naar je maag. 
Als je je verslikt, komt er voedsel in de luchtpijp. Dat is dan in het verkeerde keelgat terechtgekomen. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademhalen: lucht erin, lucht eruit
Ademhalen gaat eigenlijk vanzelf. Door je neus of mond haal je verse lucht naar binnen: je ademt in. 

Je ademhalingsspieren zorgen ervoor dat je ribben naar boven en naar buiten bewegen. Je borstkas zet uit en daardoor wordt de inhoud groter. Zo kan er via je neus, keelholte en luchtpijp genoeg verse lucht naar je longen stromen. 

In die verse lucht zit zuurstof (ongeveer 20%). Je lichaam heeft deze zuurstof nodig om te kunnen werken. In je longen haalt het bloed de zuurstof uit de ingeademde lucht. Het bloed speelt vervolgens voor postbode en brengt de zuurstof naar alle organen in je lichaam. 

Bij het uitademen gaat het precies andersom. Je ademhalingsspieren ontspannen zich en zorgen ervoor dat je borstkas weer kleiner wordt. De gebruikte lucht gaat via je luchtweg weer naar buiten: je ademt uit. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lang leve de longen
De longen halen een teveel aan koolzuurgas uit je bloed. Dit gas verlaat bij de uitademing via je luchtpijp en je neus of mond je lichaam. 

De ademhalingsorganen zorgen ervoor dat: 
  • zuurstof uit de lucht worden opgenomen
  • zuurstof in het bloed terechtkomt
  • koolzuur uit het bloed wordt verwijderd
  • koolzuur weer terug naar buiten gaat. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je doen? 
Moedig het slachtoffer aan om te hoesten. Zeg dat dat goed is, want hoesten helpt om de verslikking op te lossen. Kan het slachtoffer niet hoesten? Grijpt hij bijvoorbeeld angstig naar zijn keel? Bel 112. Geef dan slagen tussen de schouderbladen. Met de slagen probeer je het stukje dat vastzit in de luchtpijn eruit te krijgen. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je of iemand die bij bewustzijn is normaal ademt? 
Zolang iemand kan praten, zijn buik en borst regelmatig op en neer gaan en hij geen rare geluiden (bijvoorbeeld gieren of rochelen) maakt, ademt hij normaal. 

Wat is verslikking? 
Als je je verslikt, komt er voedsel in de luchtpijp (het verkeerde keelgat) terecht. Het voedsel sluit de luchtweg een beetje of zelf helemaal af en je kutn niet meer normaal ademen. Je kunt je verslikken in een stukje eten of snoep. Kleine kinderen verslikken zich soms in speelgoed. 

Wat zie je en wat hoor je? 
Je hoort soms vreemde, rochelende of piepende geluiden. Iemand die zich verslikt begint meestal te hoesten. Kan het slachtoffer niet hoesten? Vraag dan of hij zich verslikt heeft. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er bij een stoornis in de ademhaling? 
Heel even je adem inhouden is niet erg. Bij iedereen kan dat ongeveer 1 minuut zijn. Er is dan nog genoeg zuurstof in je longen en in je bloed om alle organen in je lichaam normaal te laten werken. Maar als je langer niet ademt, raakt de zuurstof op. 

Als de zuurstof op raakt, heeft dat direct invloed op je hersenen: je wordt steeds suffer en je reageert steeds minder op je omgeving. Als gauw ben je bewusteloos. Je hart blijft het bloed nog wel rondpompen, maar in je bloed zit steeds minder zuurstof. Dat zie je aan je houd en je slijmvliezen (van bijvoorbeeld je mond). Die krijgen een blauwachtige kleur. Als je een tijd geen zuurstof hebt, stopt je hart met kloppen. Dan heb je een hartstilstand. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vaak heb je in een minuut adem gehaald?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 7:
Hoe lang kun jij je adem inhouden?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Uitvoeren van de stappen plannen
Van de vorige keer
  • Rauteck 
Nieuwe stappenplannen voordoen en oefenen
  • Stabiele zijligging 
  • omdraaien van buik naar rug

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies