26/03/2024 - T3D - 8.4

8.4 Hoe is de welvaart verdeeld?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.4 Hoe is de welvaart verdeeld?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen. 
Aan het eind van deze les weet je: 
  1.  Hoe je de welvaart van landen met elkaar kunt vergelijken.
  2. Waarom je bij het vergelijken van welvaart niet alleen naar inkomen kijkt.
  3. Wat de oorzaak van armoede in ontwikkelingslanden zijn.
  4. Hoe ontwikkelingslanden met hun problemen in een vicieuze cirkel zitten. 
  5. Het verschil tussen structurele hulp en noodhulp. 

Slide 2 - Tekstslide

Vorige week?
1. Internationale concurrentiepositie.
Hoe een land in staat is beter en/of goedkoper te produceren dan een ander land. 
2. Internationale arbeidsverdeling.
Ieder land maakt een product waar het goed in is. 
3. Globalisering.
De toename van wereldwijde contacten en handel. 
4. Protectiemaatregelen.
Maatregelen om de productie en werkgelegenheid in het eigen land te beschermen. 
  1. Importheffingen: Invoerheffingen, douanerechten. Belasting op ingevoerde producten. 
  2. Contingentering: importquota. Er mag een maximumaantal producten worden ingevoerd. 
  3. Invoerverbod: bepaalde producten mogen niet ingevoerd worden. 
  4. Exportsubsidie: de overheid geeft subsidie aan exporterende bedrijven, waardoor die hun producten goedkoper aan het buitenland kunnen verkopen.  

Slide 3 - Tekstslide

Wat is dat eigenlijk? Welvaart?
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

4 Landen.
Haïti.
  1. Caribisch gebied. 
  2. $1800 per persoon. 
  3. 11,45 miljoen mensen.
  4. Levensverwachting: 64,05 jaar.
Nederland.
  1. Europa. 
  2. $58.000 per persoon. 
  3. 17.5 miljoen inwoners.
  4. Levensverwachting: 81,41 jaar. 

Slide 5 - Tekstslide

4 Landen.
Burundi.
  1. Afrika.
  2. $ 221,48 per persoon. 
  3. 12,55 miljoen inwoners. 
  4. levensverwachting: 61,57 jaar. 
Cambodja.
  1. Azië.
  2. $1625,24 per jaar.
  3. 16,59 miljoen inwoners.
  4. levensverwachting: 70,42 jaar.

Slide 6 - Tekstslide

Wat gaan we hiermee doen?

Slide 7 - Tekstslide

Uit welk land komt deze tandenborstel?
A
Cambodja
B
Nederland
C
Burundi
D
Haïti

Slide 8 - Quizvraag

Uit welk land komen deze schoenen?
A
Cambodja
B
Nederland
C
Burundi
D
Haïti

Slide 9 - Quizvraag

In welk land staat dit bed?
A
Cambodja
B
Nederland
C
Burundi
D
Haïti

Slide 10 - Quizvraag

In welk land staat dit bed?
A
Cambodja
B
Nederland
C
Burundi
D
Haïti

Slide 11 - Quizvraag

Uit welk land
staan deze schoenen?
A
Cambodja.
B
Nederland.
C
Burundi.
D
Haïti.

Slide 12 - Quizvraag


A
Cambodja
B
Nederland
C
Burundi
D
Haïti

Slide 13 - Quizvraag


A
Cambodja
B
Nederland
C
Burundi
D
Haïti

Slide 14 - Quizvraag

Uit welk land komt deze tandenborstel?
A
Cambodja
B
Nederland
C
Burundi
D
Haïti

Slide 15 - Quizvraag

Waar gaan we het vandaag over hebben?
  1. Inkomen uitrekenen per hoofd van de bevolking. 
  2. Drie manieren om de welvaart te vergelijken. 
  3. Wat zijn de oorzaken van armoede in ontwikkelingslanden?
  4. Hoe ontwikkelingslanden met hun problemen in een vicieuze cirkel zitten. 
  5. Het verschil tussen structurele hulp en noodhulp. 

Slide 16 - Tekstslide

1. Inkomen per hoofd. 
Berekening:
Inkomen per hoofd van de bevolking = nationaal inkomen / aantal inwoners

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld. 
Luxemburg.
  1. Nationaal inkomen: 55 miljard. 
  2. Aantal inwoners: 591.000
Berekening.
  1. Berekening: nationaal inkomen / aantal inwoners. 
  2. 55.000.000.000/591.000
  3. = €93.062

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld.
Nederland.
  1. Nationaal inkomen: 818 miljard. 
  2. Aantal inwoners: 17,4 miljoen. 
Berekening.
  1. Berekening: nationaal inkomen / aantal inwoners. 
  2. 818.000.000.000/17.400.000
  3. = €47.011

Slide 19 - Tekstslide

Wie is er rijker? 
1. Nederland: €47.011
2. Luxemburg: €93.062

Slide 20 - Tekstslide

Hoe vergelijk je welvaart?
3 manieren: 
1. De inkomensverdeling
2. Zelfvoorziening en zwart of grijs werk is er?
3. De prijzen van producten in een land. 

Slide 21 - Tekstslide

Oorzaken van armoede in ontwikkelingslanden. 
Gebrek aan scholing.
Minder kennis, dus minder productie, dus een lagere arbeidsproductiviteit. 
Slechte infrastructuur.
  1. Slechte wegen = lastiger vervoer mens en product. 
  2. Slecht internet = slechte communicatie. 
  3. Geen elektriciteit = alleen overdag actief. 
Protectiemaatregelen rijke landen.
Minder kans om hun product te exporteren naar het buitenland (verslechterde internationale concurrentiepositie). 
Hoge schulden.
Geldgebrek = lenen, lenen = hoge rente betalen.

Slide 22 - Tekstslide

Vicieuze cirkel.
De oorzaak van het ene probleem is een gevolg van een ander probleem. 

Slide 23 - Tekstslide

Wat voor hulp?
  1. Noodhulp:  hulp is noodsituaties, nodig voor mensen om te overleven. 

  2. Structurele hulp: hulp met als doel het economisch zelfstandig maken van ontwikkelingslanden. 

  3. Fairtrade: Handel waarbij boeren een betere prijs voor hun producten krijgen. 

Slide 24 - Tekstslide

Zelf aan de slag 
Opdrachten: 2 t/m 10 (P. 232 t/m 234)
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Fijne middag.

Slide 26 - Tekstslide