Hoofdstuk 2.2 Warmte en Temperatuur

Warmte en temperatuur
Warmte ontstaat door een warmte bron

Voorbeelden

Kachel - Centrale verwarming - fornuis - gasbrander - elektrische kookplaat - Dompelaar
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Warmte en temperatuur
Warmte ontstaat door een warmte bron

Voorbeelden

Kachel - Centrale verwarming - fornuis - gasbrander - elektrische kookplaat - Dompelaar

Slide 1 - Tekstslide

Warmte en temperatuur
Warmte-energie kan je indirect meten met een thermometer

Digitaal: 
via sensoren

Analoog: 
via uitzetten van vloeistof (reservoir, stijgbuis en schaalverdeling) of via bimetaal 

Slide 2 - Tekstslide

Warmte en temperatuur
Temperatuur wordt weergegeven in graden Celsius, Kelvin (of iin Engelstalige landen in Fahrenheit)
Omrekening factoren staan in ook BINAS

Celsius -> kelvin =  + 273
30 graden Celsius = 30 + 273 = 303 Kelvin

Kelvin -> graden Celsius =   - 273
383 Kelvin = 383 - 273 = 110 graden celsius

Slide 3 - Tekstslide

Reken uit wat de temperatuur in K is als het -173 graden celsius is
A
-100 K
B
100 K
C
446 K
D
- 446 K

Slide 4 - Quizvraag

Reken uit wat de temperatuur in graden Celius is als het 0 Kelvin is
A
-100 K
B
100 K
C
446 K
D
- 446 K

Slide 5 - Quizvraag

Warmte en temperatuur
0 Kelvin (-273 graden Celsius) wordt ook het absolute nul punt genoemd
Bij die temperatuur bewegen de deeltjes niet meer

Bij temperaturen boven de 0 K gaan deeltjes trillen en hoe hoger de temperatuur hoger sneller ze gaan trillen. 

De energie die daarvoor nodig is heet warmte energie

Slide 6 - Tekstslide

Warmte en temperatuur
De warmte energie komt onder andere uit het verbranden van brandstoffen (zie P1)

Andere warmte bron is elektrische verwarming
Vorig jaar heb je geleerd
Energie = Vermogen van een apparaat x tijd dat het apparaat aan staat                  E = P x t
P = vermogen in Watt, t = tijd in seconden dan E = J
P = vermogen in kW, t = tijd in uren  dan E = kWh

Een dompelaar geeft alle elektrische energie af als warmte:  Q = E = P x t

Slide 7 - Tekstslide

Warmte en temperatuur
Een dompelaar geeft alle elektrische energie af als warmte:  Q = E = P x t

Voorbeeld: Een dompelaar met een vermogen van 500 W staat 1,5 minuten aan
Hoeveel Warmte energie is er toegevoerd

1:  Gevraagd is de hoeveelheid warmte energie
2: Formule = Q = E = P x t
3: P = 500 W,   t = 1,5 minuut = 90 s
4 Invullen en uitrekenen:   Q = E = 500 x 90 = 45 000 
5 Antwoord is 45 000 J

Slide 8 - Tekstslide

Warmte en temperatuur
Een Waterkoker geeft alle elektrische energie af als warmte:  Q = E = P x t

Voorbeeld: Een waterkoker van 1200 W verwarmt in 2 minuten 400 ml water tot koken
Hoeveel kWh aan Warmte energie is er toegevoerd

1:  Gevraagd is de hoeveelheid warmte energie
2: Formule = Q = E = P x t
3: P = 1200 W = 1,2 kW    t = 2 minuut = 1/30 uur
4 Invullen en uitrekenen:   Q = E = 1,2 x 1/30 =0,04 
5 Antwoord is 0,04 kWh

Slide 9 - Tekstslide

Warmte en temperatuur
Lees nu Paragraaf 2 van hoofdstuk 2 door en maak daarna de bijbehorende opgaven


Slide 10 - Tekstslide

Een Waterkoker geeft alle elektrische energie af als warmte: Q = E = P x t
Voorbeeld: Een waterkoker van 1200 W verwarmt in 2 minuten 400 ml water tot koken
Hoeveel kWh aan Warmte energie is er toegevoerd (antwoord = 0,04 kWh)
Hoelang zou het duren om 800 ml water aan de kook te brengen?

2 x zoveel water = 2 x zolang = 4 minuten (en dus 0,08 kWh aan energie)

Slide 11 - Open vraag

Warmte en temperatuur
Een Waterkoker geeft alle elektrische energie af als warmte:  Q = E = P x t
Voorbeeld: Een waterkoker van 1200 W verwarmt in 2 minuten 400 ml water tot koken
Hoeveel kWh aan Warmte energie is er toegevoerd  (antwoord = 0,04 kWh)
Hoelang zou het duren om 800 ml water aan de kook te brengen?

2 x zoveel water  = 2 x zolang = 4 minuten   (en dus 0,08 kWh aan energie)


Slide 12 - Tekstslide