herhalen verteringsstelsel

Herhaling: Het verteringsstelsel




Organen van vertering + 
het verteringsstelsel
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling: Het verteringsstelsel




Organen van vertering + 
het verteringsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Verteringsstelsel

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Vertering
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.

Vetten, eiwitten en (veel) koolhydraten kunnen niet zomaar opgenomen worden in het bloed. Deze voedingsstoffen moeten verteerd worden.

Vitamines, mineralen en water kunnen wel direct worden opgenomen in het bloed. 
Vertering van deze stoffen is niet nodig.


Slide 4 - Tekstslide

Peristaltische bewegingen en vertering
Voedsel verplaatst zich binnen het lichaam van de ene naar de ander plaats. Dat gebeurt o.a. door peristaltische bewegingen.

Ondertussen wordt het voedsel verteerd.  De voedingsstoffen worden 'kleiner gemaakt'.  Er ontstaan verteringsproducten.  Deze kunnen worden opgenomen in het bloed.

Drie voedingsstoffen worden verteerd.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Vertering
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren
  • maagsapklieren
  • lever en afvleesklier
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Slide 7 - Tekstslide

Zetmeel is een koolhydraat. 
Koolhydraten worden verteerd
Zetmeel: 00000000  
Speeksel in je mond bij het zetmeel:  00   00   00   00
Verteringssap van de alvleesklier erbij:  0    0    0    0     0    0    0    0
0 = glucose    
Glucose kan vanuit de dunne darm worden opgenomen in het bloed. Het is de brandstof voor die alle cellen in het lichaam nodig hebben voor de verbranding. 

Er bestaan ook andere suikers:
lactose (vruchtensuiker)
sacharose (kristalsuiker)
....

Slide 8 - Tekstslide

Gal
De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard). 
Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Slide 9 - Tekstslide

Vetdruppeltjes
Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.

Die kleine vetdruppeltjes kunnen door bijv. het alveessap verteerd worden. Daarna kan het verteringsproduct van het 
vet opgenomen worden in het bloed.

Slide 10 - Tekstslide

Lever
A
Verbinding tussen de lever en de galblaas naar de twaalfvingerige darm.
B
Alvleesklier. De Alvleesklier maakt Alvleeskliersap.
Alvleeskliersap verteert vet, eiwit en koolhydraten.
E
Verbinding van de alvleesklier naar de twaalfvingerige darm
Verbinding van de galblaas naar de twaalfvingerige darm
D
Galblaas: 
Opslagplaats van gal
C
Wat doet gal?
Leer de onderdelen
Gal emulgeert vetten: Maakt van grote vetbollen kleine vetbolletjes
G

Slide 11 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen

Slide 12 - Quizvraag


Wanneer word je dikker van suiker?
A
Als je er teveel van binnenkrijgt. Het wordt dan als reservestof opgeslagen
B
Als je de suiker als brandstof gebruikt
C
Als je de suiker als bouwstof gebruikt
D
Je wordt altijd dikker van suiker als je dat eet

Slide 13 - Quizvraag

Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. Waarom?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel
B
Het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter

Slide 14 - Quizvraag


Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 15 - Quizvraag

De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......

A
De mond, de dikke darm
B
De darmen, de maag en de slokdarm
C
De maag en de slokdarm
D
De mond en de maag

Slide 16 - Quizvraag


Wat is de functie van maagzuur?
A
Het speelt een rol bij de vertering
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Smaakmaker
D
Een zuurder 'smaakje' toevoegen aan voedsel

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 18 - Quizvraag


Wat is de functie van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van koolhydraten
D
Het maagzuur helpen

Slide 19 - Quizvraag


Wat is de functie van alvleeskliersap?
A
Verteren van alleen eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van alleen vetten
D
Verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten

Slide 20 - Quizvraag

Welke voedingsstof kan niet direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 21 - Quizvraag

1. De dunne darm kan wel 6 meter lang zijn
2. Dunnedarm-sap helpt bij de vertering van alle
voedingsstoffen
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
1 Waar 2 Niet waar
D
1 Niet waar 2 Waar

Slide 22 - Quizvraag


Wat is een functie van de lever?
A
Hier wordt gal opgeslagen
B
Hier wordt gal gemaakt
C
Produceert leversap
D
Het leverzuur doodt bacteriën

Slide 23 - Quizvraag

1. Vanuit de dunne darm worden de
verteringsproducten opgenomen in het bloed
2. Het alvleeskliersap helpt bij de vertering van
koolhydraten, eiwitten en vetten
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
1 Waar 2 Niet waar
D
1 Niet waar 2 Waar

Slide 24 - Quizvraag

1. Vanuit de dikke darm worden water en
voedingsvezel aan het bloed toegevoegd
2.De niet-verteerde voedselresten verlaten het
lichaam via de anus
A
Beide waar
B
Beide Niet waar
C
1 Waar 2 Niet waar
D
1 Niet waar 2 Waar

Slide 25 - Quizvraag

Een voedingsmiddel verkleurt door jodium blauw/paars. Wat wordt daarmee aangetoond?
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vet
D
Zetmeel

Slide 26 - Quizvraag






Organen van vertering + 
het verteringsstelsel

Slide 27 - Tekstslide