HV1 Werkwoordspelling 4, herhaling voorgaande lessen en uitleg infinitief

H+V1 Werkwoordspelling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H+V1 Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen herhalen
  • je kan de persoonsvorm herkennen in een zin;
  • je kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven;
  • je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden;
  • je weet hoe je sterke en zwakke werkwoorden in de verleden tijd spelt;
  • je kan het voltooid deelwoord herkennen en spellen;
  • je weet hoe je 'T eX-KoFSCHiP kan gebruiken;
  • je kan het infinitief herkennen en spellen.


Slide 2 - Tekstslide

Wat weten we nog?
  • Hoe kan je de persoonsvorm vinden?
  • Wat zijn de regels voor de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
  • Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
  • Wat zijn de regels voor de persoonsvorm in de verleden tijd?
  • Wat zijn de regels voor het voltooid deelwoord?
  • Leg 'T eX-KoFSCHiP eens uit?
  • Wat is het tegenwoordig deelwoord en hoe noemen we dit ook?
  • Nu jullie dit weten gaan we het laatste onderdeel bespreken!


Slide 3 - Tekstslide

Wat weten we nog?

Slide 4 - Tekstslide

Schema pv-tt
ik-vorm en ik-vorm+t

hele werkwoord

Slide 5 - Tekstslide

Schema pv-vt
ik-vorm +de/te

ik-vorm+ den/ten

Slide 6 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

't ex-kofschip

Slide 8 - Tekstslide

Het infinitief
Het infinitief wordt ook wel het hele werkwoord genoemd.

Let op! Niet alle hele werkwoorden in een zin zijn een infinitief.

Een infinitief wordt altijd gecombineerd met een persoonsvorm. 

Slide 9 - Tekstslide

Enkele voorbeelden
De bakker wil vandaag honderd broden bakken.

Ik ga straks leren voor de toets.

Hij zag zijn fiets in de fietsenstalling staan.

Wij willen graag iets vertellen.


Slide 10 - Tekstslide

Welke zin heeft een infinitief?
1. De voetballers lopen allemaal voor het doel.
2. De tandarts wil de kies trekken.
A
zin 1
B
zin 2

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is het infinitief?
Morgen gaan we een hele marathon lopen.
A
gaan
B
hele
C
lopen
D
gaan lopen

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Tijdproef/getalproef
B
Wie/wat + onderwerp
C
Wie staat in de zin
D
Wie/wat + WWG

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Morgenavond hebben alle ouders een voorlichtingsavond van school.
A
alle
B
van
C
hebben
D
school

Slide 14 - Quizvraag

Welke spelling is juist?
Ze hebben gisteravond wel 10 kilometer (fietsen).
A
fiets
B
fietsten
C
gefietsdt
D
gefietst

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is correct?
1. Redt de hond uit het water!
2. Red de hond uit het water!
A
zin 1
B
zin 2

Slide 16 - Quizvraag

Leerdoelen herhalen
  • je kan de persoonsvorm herkennen in een zin;
  • je kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven;
  • je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden;
  • je weet hoe je sterke en zwakke werkwoorden in de verleden tijd spelt;
  • je kan het voltooid deelwoord herkennen en spellen;
  • je weet hoe je 'T eX-KoFSCHiP kan gebruiken;
  • je kan het tegenwoordig deelwoord herkennen en spellen;
  • je kan het infinitief herkennen en spellen.


Slide 17 - Tekstslide

Is de lesstof duidelijk en kunnen jullie hiermee aan de slag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Opdrachten
Jullie krijgen een oefenblad.

Hier gaan jullie mee aan de slag. Als je het af hebt lever je het in via Teams.

Heb je het tijdens de les af, dan heb je geen huiswerk. Heb je het niet af, dan is het huiswerk. Volgende les gaan we nakijken en bespreken.
Heb je het tijdens de les af, dan kom je even bij me.

Slide 19 - Tekstslide