220926 verslaving angst en CI

26-09-22
Verslaving
Angst 
contra-indicaties 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSPMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

26-09-22
Verslaving
Angst 
contra-indicaties 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les
  • Je weet wat de definitie is van contra-indicatie is en wekle ziektebeelden vaak een signaal CI geven 
  • Je weet het verschil tussen verslaving en gewenning en welke medicatier bij verslaving kan worden gebruikt.
  • Je hebt kennisgenomen van verschillende angststoornissen 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatiebewaking 
Contra-indicaties 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een contra-indicatie?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken opdracht 
Contra-indicatie verdieping 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1
Geef aan wat het verschil is tussen een absolute en een relatieve contra-indicatie.

Slide 9 - Open vraag

● De relatieve contra-indicatie
Hierbij moet goed opgelet worden of er geen vervelende verschijnselen optreden. Dan kan alsnog een ander middel gekozen worden. De te verwachten effecten zijn niet zeer ernstig. Dit type contra-indicatie verlangt een grotere waakzamheid, en staat meestal onder de rubriek "Oppassen".
● De absolute contra-indicatie
Hierbij lopen patiënten een onaanvaardbaar risico. NIET GEBRUIKEN dus.
Bij een relatieve contra-indicatie kan de arts besluiten een lagere dosering voor te schrijven, of uit te wijken naar een alternatief middel, wat bij een absolute contra-indicatie meestal noodzaak is.

Vraag 2
Op welke manieren kun je er achter komen dat er sprake is van een contra-indicatie. Oftewel hoe weet je dat een patiënt een ziekte heeft?

Slide 10 - Open vraag

Via arts (koppeling of op recept), patient, afgeleide ci

Vraag 3
Wat wordt er bedoeld met een afgeleide contra-indicatie en hoe moet je hiermee omgaan?

Slide 11 - Open vraag

Afgeleide is afgeleid op basis van de gnm -> is onnauwkeurig, dus navragen

Vraag 4
Wat is het probleem van geneesmiddelgebruik bij een lever- of een nierfunctiestoornis?

Slide 12 - Open vraag

minder snelle afbraak -> sneller toxisch -> dosering verlagen = freq of sterkte 
Vraag 5 Leg uit wat een patiënt mankeert als er sprake is van bovenstaande contra-indicaties en geef aan een voorbeeld incl uitleg.

  • Astma en Copd
  • Diabetes mellitus
  • Glaucoom
  • Hart- en vaatziekten; hartfalen, angina pectoris,  hypertensie, verlengd QT-interval
  • Jicht
  • Neurlogische aandoeningen; Parkinson, epilepsie
  • Prostaathyperplasie
  • Psoriasis 
  • Ulcus pepticum  

Slide 13 - Tekstslide

● astma en COPD ;NSAID, Betablokkers, opioiden, ACE-remmers
● diabetes mellitus ; cortico’s (↑bloedglucosespiegel); betablokkers (maskeren hypo)
● glaucoom ;cortico’s
● hart- en vaatziekten, zoals
○ hartfalen, Nsaid’s
○ angina pectoris en diclofenac
○ hoge bloeddruk; Nsaid’s
○ verlengd QT-interval domperidon
● jicht; diuretica
● neurologische aandoeningen, zoals
○ de ziekte van Parkinson en antipsychotica
○ epilepsie;antibiotica oa amoxi (=prikkeldrempel verlagend)
● prostaathyperplasie;amitriptyline, diuretica, opioiden
● psoriasis;Betablokkers, Ace-remmers
● ulcus pepticum (maagzweer);NSAID’s, cortico’s
● aangeboren stofwisselingsziekten zoals coeliakie.tarwezetmeel

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6
Welke zwangerschapscategorieen zijn er en wat betekenen zij?

Slide 15 - Open vraag

  • Zwangerschapscategorie A Geneesmiddelen die door een groot aantal zwangere en vruchtbare vrouwen zijn gebruikt zonder dat een verhoogde incidentie van misvormingen of andere direct of indirect schadelijke effecten op de foetus zijn aangetoond.
  • Zwangerschapscategorie B1 Geneesmiddelen die slechts door een beperkt aantal zwangere en vruchtbare vrouwen zijn gebruikt zonder dat een verhoogde incidentie van misvormingen of andere direct of indirect schadelijke effecten op de foetus zijn waargenomen.Onderzoek bij dieren heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor een verhoogde incidentie van foetale schade.
  • Zwangerschapscategorie B2 Geneesmiddelen die slechts door een beperkt aantal zwangere en vruchtbare vrouwen zijn gebruikt zonder dat een verhoogde incidentie van misvormingen of andere direct of indirect schadelijke effecten op de foetus zijn waargenomen. Onderzoek bij dieren ontbreekt of is ontoereikend, maar de beschikbare gegevens wijzen niet op een verhoogde incidentie van foetale schade.
  • Zwangerschapscategorie B3 Geneesmiddelen die slechts door een beperkt aantal zwangere en vruchtbare vrouwen zijn gebruikt zonder dat een verhoogde incidentie van misvormingen of andere direct of indirect schadelijke effecten op de foetus zijn waargenomen. Onderzoek bij dieren heeft een verhoogde incidentie van foetale schade aangetoond, waarvan de betekenis voor de mens onzeker is.
  • Zwangerschapscategorie C Geneesmiddelen waarvan bekend is of waarvan op basis van hun farmacologische effecten wordt aangenomen, dat zij schadelijke effecten veroorzaken bij de foetus of neonaat zonder misvormingen te veroorzaken.
  • Zwangerschapscategorie D Geneesmiddelen waarvan bekend is of waarvan vermoed wordt dat ze een verhoogde incidentie van foetale misvormingen of andere blijvende schade bij de mens veroorzaken.
  • Zwangerschapscategorie X Geneesmiddelen die zo'n groot risico op onherstelbare schade aan de vrucht geven dat ze niet mogen worden gebruikt tijdens de zwangerschap of bij kans op zwangerschap.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Vraag 7
Welk naslagwerk kan je het beste raadplegen bij zwangerschap en/of borstvoeding?

Slide 17 - Open vraag

GNM bij zwangerschap en borstvoeding van Health base (=oa Pharmacom)
Vraag 8
Wat is de meest kritieke periode van een zwangerschap wat betreft het gebruik van geneesmiddelen?

Slide 18 - Open vraag

1e trimester wordt alles aangemaakt
laatste trimester kans op farmacologische effecten

Vraag 9
Wanneer spreken we van een intolerantie en wanneer van een allergie? En noem bij beiden een stof/ geneesmiddel?

Slide 19 - Open vraag

intolerantie = overgevoelig-> klachten bij grote hoeveelheden
allergie-> immunsysteem reageert al heftig op kleine hoeveelheid.
Vraag 10
Hoe weet je of een geneesmiddel tarwezetmeel bevat? En is dat heel erg bij iemand met coeliakie?

Slide 20 - Open vraag

zie CI coeliakie of prijs en logistiek-> G standaard handelsproducten => samenstelling per gnm

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verslavingen ken je?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is misbruik?
Wat is misbruik?

Slide 23 - Open vraag

Misbruik = gebruik van medicijnen zonder dat er een medische aanleiding is.
Bijv. zelfzorgmiddelen, receptgeneesmiddelen van anderen, ondoordacht gebruikt van gnm die eerder voorgeschreven zijn.
Alleen door voorlichting is misbruik van geneesmiddelen te voorkomen.
Misbruik van alcohol of drugs: wanneer het gebruik van het middel leidt tot maatschappelijke en relationele schade, terwijl de kenmerken van afhankelijkheid (nog) niet aanwezig zijn.
Wat is misbruik?
Wat is verslaving?

Slide 24 - Open vraag

Verslaving = voortdurende behoefte om een middel in te nemen of te gebruiken.
Een verslaving begint vaak met gewoontevorming
Andere definitie: een onweerstaanbare behoefte om middelen te gebruiken, onafhankelijk van de lichamelijke behoefte.
Vragen 
Vraag 1 Beschrijf 2 voorbeelden van misbruik waarbij er geen sprake is van verslaving.
Vraag 2 Bij welke geneesmiddelen is er kans op verslaving?
Vraag 3 Welke vormen van verslaving ken je nog meer, naast verslaving aan geneesmiddelen?
Vraag 4 Wanneer spreek je van een alcoholverslaving?






Slide 25 - Tekstslide

  1.  PPI’s, Paracetamol, NSAID’s, pil, hoestdrank, ritalin
  2. Benzo’s , opiaten 
  3. Drugs, roken, alcohol, internet, gokken, eten, gezondheid, 
  4. ♂>21 glazen per week; ♀> 15 glazen per week
Vragen 
Vraag 5 Welke geneesmiddelen zijn er voor het behandelen van verslaving en hoe werken ze?
Vraag 6 Bij welke geneesmiddelen is er kans op gewenning?
Vraag 7 Bij welke geneesmiddelen is er kans op onttrekkingsverschijnselen terwijl er geen sprake is van verslaving?
Vraag 8 Op welke manieren kom je in de apotheek in aanraking met verslavingsproblemen?







Slide 26 - Tekstslide

5.● Methadon; vervanging
● Buprenorfine; vervanging
● Clonidine; onderdrukking onthoudingsverschijnselen
● Naltrexon; vermindert de hunkering
● Disulfram; Ziek bij alcohol gebruik
● Acamprosaat ; vermindert hunkering
● Nicotine vervangende middelen
● Bupropion (Zyban); ook antidepressivum, werking onbekend
● Varencicline (Champix); blok nicotinereceptor
● Nortriptyline; antidepressivum, werkingsmechanisme onbekend.

6. Benzo’s, opiaten
7.Antidepressiva, anti-epileptica, corticosteroide, PPI’s
8. Overgebruik gnm, uitgifte methadon, afleveren gnm bij verslaving


Vragen 
Vraag 9 Voor welke verslaving is een zelfzorgstandaard. Welke is dit en geef daar een samenvatting van.
Vraag 10 Waarom moet de patiënt melden dat hij stopt met roken als hij insuline, theofylline en/of bètablokker gebruikt?
Vraag 11 Een patiënt gebruikt al jaren temazepam 20 mg 1t an en oxazepam 10mg zn 1-3d1t. Nu moeten de benzo’s zelf betaald worden en de arts vindt het een mooi moment om te stoppen. Wat adviseer je?
Vraag 12 Maak een afbouwschema, het liefst in zo kort mogelijke tijd, voor de patiënt van vraag 11.








Slide 27 - Tekstslide

9.Roken
10. Door roken ia met gnm, meer nodig, na stoppen dosering aan passen (hier verlagen) 
11. Afbouwen iom arts

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen 
Vraag 13 Wat is de indicatie voor oxycodon, welke toedienvormen is oxycodon te krijgen? En bij welke vorm is de kans op verslaving het grootste?
Vraag 14 Herken je het beeld dat hierboven wordt geschetst in de apotheek?
Vraag 15 Wat zou er kunnen gedaan worden om de kans op verslaving te voorkomen?









Slide 30 - Tekstslide

13. Oxycodon: caps, tabl en tabl mga
Oxycontin: tabl mga
Oxynorm; caps, drank, inj, tabl oros

15. minder snel voorschrijven, kleinere hoeveelheid voorschrijven, goede voorlichting, niet herhalen via herhaalservice

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoudingsverschijnselen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Angststoornissen

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende type angststoornissen
De DSM-5 onderscheidt verschillende type Angststoornissen:
*Gegeneraliseerde angststoornis
*Paniekstoornis
*Specifieke fobie
*Agorafobie
*Sociale angststoornis
*Angststoornis door middel/medicatie
*Angststoornis door somatische aandoening

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
De klas wordt verdeeld in groepjes en elk groepje gaat een angststoornis onderzoeken. Het onderzoek bestaat uit;
Beschrijving van de ziekte
 Symptomen
 Oorzaak
 Gevolgen 
Behandeling
Kort filmpje van bv een ervaringsdeskundige.

Je geeft een presentatie over jullie angststoornis




1. Specifieke fobie;
2. Sociale fobie;
3. Paniekstoornis;
4. OCS;
5. Gegeneraliseerde-angststoornis.
6.  PTSS
7.  Hypochondrie
8. Angststoornis door alcohol of drugs
timer
30:00

Slide 46 - Tekstslide

• gegeneraliseerde angststoornis
• posttraumatische stressstoornis (PTSS)
• paniekstoornis
• obsessieve compulsie stoornis (OCS)
• specifieke fobie
• sociale fobie
• angststoornissen door alcohol of drugs

Wat neem je mee van de les van vandaag?

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies