Grammatica zinsdelen les 3 mavo 2 tm mv

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Lesopbouw  

• Regels en doel van de les  (5 min)

• Voorkennis (5 min) (PV/zinsdelen/OW/LV)

• Uitleg meewerkend voorwerp en 3 zinnen samen oefenen (10 min)

• Aan de slag: oefenen met zinsontleding (35 min) groepsindeling I & II, III

• Afronding: terugkijken op de les , leervragen en lesdoel (15 min)

Waarom omgangsregels ? 

1. Je gaat op je eigen plek zitten. 

2. Je bent stil als ik aan het woord ben.   

3. Als jij aan het woord wil, dan steek je je hand op en wacht op je beurt. 

4. Je blijft van elkaar en elkaars spullen af.

Wat weet je nog? 

Weet je nog welke vragen je stelt bij het vinden van de persoonsvorm (PV), werkwoordelijk gezegde (WG), onderwerp (OW), lijdend voorwerp (LV) ? 

Wat vind je nog moeilijk? 

* Is er nog een voorwerp (een ''wie"' of ''wat" dat je kunt vinden in een zin?) * er horen bepaalde werkwoorden bij...kan jij .....een voorbeeld?

Doel van de les

Je weet wat een meewerkend voorwerp is.

Je kunt het meewerkend voorwerp opsporen in een zin, door het stappenplan van vragen toe te passen. 

*Je kunt zelf zinnen opschrijven waarin o.a. een meewerkend voorwerp voorkomt.

Uitleg meewerkend voorwerp

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Samen oefenen

1. Ik heb die leerling strafwerk gegeven. 

2. Ik wilde jou je vrijheid teruggeven. 

3. Ik heb aan die medewerker zijn salaris overgemaakt. 

Groepsindeling 

Waarom een groepsindeling en wat ga je doen? 

Je krijgt extra uitleg van de docent en oefent in kleine groep. (groep I & II)

Je leert zinnen ontleden uit een leesboek. 

Je gaat in tweetallen, zelfstandig werken. 

Je leert zelf zinnen schrijven waarin alle zinsdelen staan die je kent. 

(groep III) 

namen verborgen voor dossier PDT 2  

AVG 

Instructie groep III 

Groep III    

Schrijfopdracht "Een dag uit het leven van....mezelf"  

Je gaat in tweetallen zinnen maken, die gebruikt worden in de volgende les . 

Met als extra uitdaging informatie opzoeken over het laatste zinsdeel: de bijwoordelijke bepaling. 

Instructie groep I en II

Groep I en II

 Herhalen en oefenen ontleden a.d.h.v. 

 opdrachten uit het boek "'Het leven van een loser"

namen verborgen voor dossier PDT 2 

AVG 

Aan de slag

Terugblik lesdoel en vooruitblik  

Hoe goed ken je het meewerkend voorwerp.

1. Ik kan het meewerkend voorwerp altijd vinden.
2. Ik kan meestal het meewerkend voorwerp vinden.
3. Ik kan soms het meewerkend voorwerp vinden.
4. Ik snap er niets van.

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Hoe herken je een meewerkend voorwerp?

1. een meewerkend voorwerp is de ontvanger
2. een meewerkend voorwerp is de gever

Welke zin heeft geen meewerkend voorwerp?

1. Je moet je slippers aan de waterkant laten staan.
2. Marlies heeft voor haar moeder bloemen meegenomen.
3. Neem je een glaasje water voor me mee?
4. Ik heb na afloop iets lekkers voor de kinderen

Ik vind werken in kleinere groepen prettig

😒🙁😐🙂😃