2G 2C block

adverb adjective
The ANGRY teacher shouted ANGRILY.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

adverb adjective
The ANGRY teacher shouted ANGRILY.

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson:
Grammar
adjectives + adverbs
lesson up
Englisch-hilfen.de
online methode

test theme 1
 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een
zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen
en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Het mooie meisje
Een makkelijk vak
De fantastische show
De groene auto
-> The beautiful girl
-> An easy subject
-> The fantastic show
-> The green car

Slide 5 - Tekstslide

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (de manier waarop iets gebeurt, actie in de zin).

Een werkwoord is iets wat je kunt doen: doewoord.
fietsen - schrijven
praten - kijken
koken - slapen

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord (adverb)
Madonna sings beautifully.
("beautifully" zegt iets over de manier van zingen.)

The dog ate slowly.
("slowly" zegt iets over de manier van eten)

We walk quickly.
("quickly" zegt iets over de manier van lopen)



Slide 7 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
beautiful
careful
nice
slow
quick

-> beautifully
-> carefully
-> nicely
-> slowly
-> quickly

Slide 8 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op
-le wordt -ly



terrible
horrible
incredible
-> terribly
-> horribly
-> incredibly

Slide 9 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
medeklinker + -y wordt  -ily


easy
happy
angry
-> easily
-> happily
-> angrily

Slide 10 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
-ic wordt -ally

fantastic
classic
ironic
-> fantastically
-> classically
-> ironically

Slide 11 - Tekstslide

ww over zintuigen

- na de volgende ww geen adverb.
taste-feel-sound-look-smell
heeft te maken met zintuigen.
The rose smells nice. (niet smells nicely)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide


This hamburger tastes ...
A
Awful
B
Awfully

Slide 14 - Quizvraag


He drives the car ...
A
Carefully
B
Careful

Slide 15 - Quizvraag


You can ... open the box.
A
Easy
B
Easily
C
Easyly

Slide 16 - Quizvraag

A word that tells you something about an object or a person. For example what it looks like. 
A word that usually describes an action, it is something you can do.
A word that identifies people, objects, ideas, places etc.
A word that is used to change the meaning of a verb, an adjective or another adverb
ADJECTIVE
VERB
ADVERB
NOUN

Slide 17 - Sleepvraag

Adverbs
Adjectives
Adverb or Adjective?
      (20 points)
Magnificent
Never
Heroic
Always
Sadly
Bad
Amazingly
Horrible
Terribly

Slide 18 - Sleepvraag

Her hair falls .... without her trying.
A
perfect
B
perfectly
C
off
D
down

Slide 19 - Quizvraag

We found love in a .... way .
A
hopeless
B
hopelessly
C
wonderful
D
wonderfully

Slide 20 - Quizvraag

That planet Earth turns ...
A
slow
B
slowly
C
surely
D
aroun

Slide 21 - Quizvraag

Maybe we're ... strangers maybe it's not forever.
A
perfectly
B
perfect
C
dangerous
D
dangerously

Slide 22 - Quizvraag

I let you go, let you back I ... learned my lesson

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Link

you are going to work online now
E Grammar:
EX 13+14 + 15 
op slim stampen: Extra oefenen grammar 4

Slide 25 - Tekstslide

Ik weet het verschil tussen een bijvoegelijk naamwoord en het bijwoord en kan deze toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
met hulp

Slide 26 - Quizvraag

Om me te verbeteren heb ik nodig:
A
oefenen op papier
B
nogmaals de uitleg
C
oefenen op slim stampen
D
iets anders

Slide 27 - Quizvraag

C reading
Ex 5 + 6+ 7

D speaking & writing:
Ex 8+9+10+11+12


Slide 28 - Tekstslide