week 50 les 1

Welkom 
Ga op je vaste plek zitten.

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek
Werkboek 
Collegeblok 
Laptop
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Ga op je vaste plek zitten.

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek
Werkboek 
Collegeblok 
Laptop

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
  • Lezen (10 min)
  • Instructie
  • Theorie herhalen
  • Theorie toepassen 
  • Test Jezelf maken en oefentoets
  • Extra leesvaardigheid


Slide 2 - Tekstslide

Lezen:
- Je gaat nu 10 minuten in stilte lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica & SPELLING 
Leerdoelen:
  • Je weet de woordsoorten te benoemen
  • Je weet hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd spelt.
  • Je weet hoe je de meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten 
Lidwoorden(lw): de; het; een



Bijvoeglijk naamwoord(bn): zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord(zn): mensen, planten, dieren, dingen, eigen namen; woorden waar je een lidwoord voor kan plaatsen. 



Slide 5 - Tekstslide

Woordsoorten 
Zelfstandig werkwoord(zww): dit geeft aan wat er gebeurt/ geeft de handeling aan; er is altijd 1 zelfstandig werkwoord in de zin; je kan het werkwoord niet weglaten in de zin.



Hulpwerkwoord(hww): Het helpt de zn vormen; je kan het weglaten in de zin; Als er twee of meer werkwoorden zijn is de 1e altijd een hww; voorbeelden: zijn; worden; hebben; kunnen; mogen en willen



Slide 6 - Tekstslide

Woordsoorten 
Voorzetsel(vz): je kan het zetten voor het schoolfeest; de kast en het huis



Persoonlijk voornaamwoord(psv): verwijst naar een persoon/personen bv: ik, jij, je, u, hem, haar enz.
Bezittelijk voornaamwoord: Geeft aan van wie iets is. Bv: mijn, jouw, ons, uw enz.  



Slide 7 - Tekstslide

Woordsoorten 
Hoofdtelwoord(htw): geeft een hoeveelheid aan. Bv: vier, duizend, veel, weinig, driehonderd



Rangtelwoord(rtw): geeft een volgorde aan en eindigt altijd op ‘ste’ of ‘de’ 

Slide 8 - Tekstslide

EVEN OEFENEN
Schrijf de zin in je schrift. Benoem alle woorden

Slide 9 - Tekstslide

Benoem de eerste drie woorden:
Mijn lieve moeder zou twintig boeken willen kopen voor haar middelste zusje.

Slide 10 - Open vraag

Benoem de woorden ZOU, TWINTIG en BOEKEN:
Mijn lieve moeder zou twintig boeken willen kopen voor haar middelste zusje.

Slide 11 - Open vraag

Benoem de woorden WILLEN, KOPEN en VOOR:
Mijn lieve moeder zou twintig boeken willen kopen voor haar middelste zusje.

Slide 12 - Open vraag

Benoem de woorden HAAR, MIDDELSTE en ZUSJE:
Mijn lieve moeder zou twintig boeken willen kopen voor haar middelste zusje.

Slide 13 - Open vraag

PERSOONSVORM IN DE 
VERLEDEN TIJD
Voor de persoonsvorm in de verleden tijd gebruik je dit schema:

Slide 14 - Tekstslide

EVEN OEFENEN
Daar gaan we...

Slide 15 - Tekstslide

De meisjes ........... in de klas.
A
praaten
B
praatte
C
priet
D
praatten

Slide 16 - Quizvraag

Het publiek ............ naar de zanger.
A
lachde
B
lachtte
C
lachten
D
lachte

Slide 17 - Quizvraag

Hij (beantwoorden) ..... snel.
A
beantwoordde
B
beantwoordte
C
beantwoordden
D
beantwoord

Slide 18 - Quizvraag

Meervoud met ee
Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op -ee, dan voeg je in het meervoud -ën toe aan het woord.

Zee --> zeeën
Orchidee --> orchideeën

Slide 19 - Tekstslide

Wat is goed?
A
feën
B
feeën
C
fëen
D
feëen

Slide 20 - Quizvraag

Meervouden op -ie
Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op -ie, dan voeg je in het meervoud -ën toe aan het woord als de klemtoon op de -ie valt

Knie --> knieën
Amfibie --> amfibieën

Slide 21 - Tekstslide

Wat is goed?
A
melodiën
B
melodieën
C
melodiëen
D
melodieëen

Slide 22 - Quizvraag

Hoe weet je dan op welke letter de trema moet komen?
Meervoud op -iën: als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt. Olie - Oliën

Slide 23 - Tekstslide

Wat is goed?
A
materiëen
B
materieën
C
materien
D
materiën

Slide 24 - Quizvraag

AAN DE SLAG: Zelfstandig Online
  • Alle Opdrachten van § 2.8 spelling
  • Test jezelf § 2.3, 2.7 en 2.8(alles moet groen)
  • Oefentoets H2 (75% goed) 
Ben je klaar?
Dan mag je een stencil ophalen met teksten
Let op: Je mag niet erop schrijven
SUCCES!
timer
25:00

Slide 25 - Tekstslide

Evalueren:
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide