Het klimaat verandert

Het klimaat verandert 
paragraaf 2.4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Het klimaat verandert 
paragraaf 2.4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • welke kenmerken de klimaatverandering heeft in Europa
  • welke twee belangrijke gevolgen de klimaatverandering heeft
  • dat klimaatveranderingen altijd voorkomen, met als belangrijkste voorbeeld de ijstijden
  • wat de gevolgen van klimaatverandering zijn in koude gebieden
  • wat de gevolgen van klimaatverandering zijn in droge gebieden

Slide 2 - Tekstslide

Dimensies
Als je een onderwerp in een gebied onderzoekt, ontdek je dat mensen verschillende belangen hebben. Ze kunnen een gebied of gebeurtenis vanuit verschillende invalshoeken of dimensies bekijken


Slide 3 - Tekstslide

  • Bij de economische dimensie gaat het om de belangen van (het bezit van) grondstoffen, werk en geld.
  • De sociaal-culturele dimensie bekijkt hoe verschillende groepen mensen in een samenleving met elkaar willen omgaan en hoe ze voor elkaar zorgen.
  • Bij de politieke dimensie gaat het over de verdeling van de macht. Wat is de rol van de overheid, van grote bedrijven en van belangenorganisaties bij het nemen van beslissingen?
  • Bij de fysische dimensie bekijk je het onderwerp vanuit de belangen van de natuur. De gevolgen voor de natuur hebben vaak invloed op het leven van de mensen. Denk daarbij aan het opraken van grondstoffen of aan klimaatverandering.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Welke dimensie(s) komt / komen aan bod in het filmpje?
A
Fysische dimensie
B
Sociaal-culturele dimensie
C
Politieke dimensie
D
Economische dimensie

Slide 6 - Quizvraag

Het klimaat verandert 
Als je perioden van dertig jaar met elkaar vergelijkt, zie je verschillen in het klimaat (klimaatverandering). 

Slide 7 - Tekstslide

Toename temperatuur
Toename neerslag

Slide 8 - Tekstslide

Effecten in koude gebieden
In de hooggebergten en de poolstreken betekent de temperatuurstijging dat er meer landijs smelt en dat de duur van de jaarlijkse sneeuwbedekking korter is.

  • Er valt minder neerslag als sneeuw, daardoor worden gletsjers kleiner 
  • Toendravegetatie in de poolgebieden neemt toe: Arctic greening  


Slide 9 - Tekstslide

Minder neerslag in de vorm van sneeuw 
Arctic greening

Slide 10 - Tekstslide

Effecten in droge gebieden
In het toch al droge Middellandse Zeegebied wordt het steeds droger, daardoor steeds meer verdamping 

  • Vegetatie verandert: Steppe in Spanje verdort. Dit heet verwoestijning. 
  • Minder irrigatiewater voor landbouw beschikbaar 
  • Minder drinkwater beschikbaar in toeristische gebieden

Slide 11 - Tekstslide

Verwoestijning Spanje 
Irrigatie 

Slide 12 - Tekstslide

Werkzaamheden
  • Lees de theorie van paragraaf 2.4
  • Maak opdracht 7 t/m 12
  • Ben je klaar? Kijk de opdrachten dan zelf na 

Slide 13 - Tekstslide

Klimaatverandering
 Verandering van het klimaat (klimaatverandering) is heel normaal.

In het verleden afwisseling van glacialen (ijstijden) en interglacialen (warme periode tussen ijstijden) 

Van groot belang is de tijdschaal waarop je kijkt.



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Dampkring
  • De dampkring is de lucht om de aarde.
  • De dampkring wordt ook wel de atmosfeer genoemd. 
  • De dampkring blijft rond de aarde hangen door de aantrekkingskracht van de aarde, de zwaartekracht. 
  • Zonder de dampkring zou er geen leven op aarde mogelijk zijn. De dampkring filtert het zonlicht en beschermt ons daardoor tegen schadelijke straling zoals ultraviolette straling.

Slide 16 - Tekstslide

Verschil broeikaseffect en versterkt broeikaseffect 

  • Het vasthouden van de zonnewarmte door de dampkring heet het broeikaseffect. 
  • Zonder broeikaseffect zou de aarde onbewoonbaar zijn. De gemiddelde temperatuur zou dan −18 °C zijn in plaats van +15 °C nu. 
  • Het broeikaseffect waarvoor de natuur zelf zorgt, noem je het natuurlijke broeikaseffect.

Slide 17 - Tekstslide

Versterkte broeikaseffect
  • Door de sterke toename van de hoeveelheid CO2 en andere broeikasgassen in de lucht wordt het natuurlijke effect versterkt. Dat noem je het versterkte broeikaseffect
  • De uitstoot van CO2 in de lucht komt vooral door verbranding van aardgas, aardolie en steenkool. Dat zijn fossiele brandstoffen (fossiele energiebronnen). 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Koolstofkringloop
  • Koolzuurdioxide of koolstofdioxide (CO2) is een kleur- en reukloos gas.
  •  Planten, bomen en zeealgen hebben het nodig voor hun groei. Bij dat groeiproces maken ze suikers aan en brengen ze als afvalproduct zuurstof in de lucht: fotosynthese
  • Alle uitwisselingen van CO2 op aarde noem je de koolstofkringloop

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Leertips 
  • Gebruik het overzicht van de leerstof in Learnbeat 2.10
  • Oefen door het maken van de oefentoets (en kijk deze ook na)
  • Maak per paragraaf een samenvatting (door zelf te schrijven onthoud je het beter)
  • Vind je een onderwerp lastig? Zoek een uitleg filmpje op YouTube
  • Oefen met begrippen op WRTS of Quizlet of maak zelf Flashcards 
  • BEGIN OP TIJD  

Slide 22 - Tekstslide

Werkzaamheden
  • Bereid je voor op de toets. Keuze:
  • - Maak een samenvatting 
    - Maak flashcards van de begrippen
    - Bekijk extra uitleg filmpjes (alleen met oortjes) 
    - Vraag om extra uitleg als je iets lastig vindt 

Slide 23 - Tekstslide