D&P Theorie Presenteren, promoten, verkopen

Theorie overzicht 
Presenteren, promoten en verkopen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Theorie overzicht 
Presenteren, promoten en verkopen

Slide 1 - Tekstslide

Algemene begrippen
  • Producten verkopen = spullen verkopen (apotheek, schoenenwinkel, boekhandel)
  • Diensten verkopen = iets verkopen dat je doet / goed kunt (kapper, metselaar, tandarts)
  • Beide = er zijn ook beroepen die producten én diensten verkopen: fietsenmaker. Die repareert fietsen (dienst), maar je kunt er ook een nieuwe fiets kopen (product)


  • Onderneming = een bedrijf met als doel geld te verdienen
  • Ondernemer = de eigenaar van een bedrijf
  • Vereniging = groep mensen (leden) als organisatie zonder winst te willen maken
  • Bestuur = de groep mensen die de organisatie leiden 





Slide 2 - Tekstslide

Welke van de ondernemingen hieronder verkopen een dienst?
A
drogist
B
boekhandel
C
sportschool
D
bol.com

Slide 3 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een ondernemer die een dienst en een product aanbiedt.

Slide 4 - Open vraag

Een onderneming wordt gerund door een ondernemer.
Een vereniging door een .......

Slide 5 - Open vraag

Een onderneming...

- opgericht om winst te maken 

- wordt gerund door een eigenaar

- heeft klanten die producten/diensten kopen

- werken vaak met betaald personeel


Een vereniging....

- opgericht om te 'verenigen', samen te brengen

- wordt gerund door een groep mensen (een bestuur)

- heeft leden die contributie betalen

- werkt vaak met vrijwilligers

Slide 6 - Tekstslide

Wat hoort bij een vereniging? 
Wat hoort bij een onderneming?
contributie
klanten
winst
vrijwilligers
eigenaar
leden en een bestuur

Slide 7 - Sleepvraag

  1. Kamer Van Koophandel =
  2. Personalia =
  3. (Economische) sector =  
  4. Assortiment = 
  5. Concurrent =
  6. Produceren =
  7. Begroting =
  1.  een organisatie die alle organisaties en ondernemingen in Nederland registreert en controleert of jouw organisatie voldoet aan alle wetten en regels die in Nederland gelden.
  2. je persoonlijke gegevens, zoals: naam, adres en geboortedatum
  3. groep bedrijven die in dezelfde branche zitten
  4. de verzameling producten of diensten die je aanbiedt
  5.  iemand die hetzelfde verkoopt als jij, waardoor je er last van hebt.
  6. iets maken
  7.  de verwachting met daarin hoeveel geld je denkt te ontvangen en uitgeven. 






Slide 8 - Tekstslide

Als ik een onderneming wil starten, schrijf ik me in bij .....
A
de sector
B
de begroting
C
de Kamer van Koophandel
D
de concurrent

Slide 9 - Quizvraag

Vaak heeft een bakkerij naast brood ook gebak in ........
A
de concurrent
B
de aanbieding
C
de begroting
D
het assortiment

Slide 10 - Quizvraag

Gegevens zoals je naam, adres, geboortedatum en nationaliteit noemen we.....

Slide 11 - Open vraag

Doelgroep

Slide 12 - Woordweb

Doelgroep = een groep mensen met bepaalde overeenkomsten 
Doelgroepanalyse= een uitgebreide omschrijving van jouw doelgroep

Geslacht

Leeftijd
Woonplaats
Interesses
Werk
Gezondheid
Opleidingsniveau
Etc.
 







Slide 13 - Tekstslide

Waarom is het voor jouw winst belangrijk om jouw doelgroep te kennen?

Slide 14 - Open vraag

Huisstijl 

Huisstijl = Hoe wil je dat jouw onderneming er uit ziet, zowel in de winkel als op papier. Herkenbaarheid! Wat zijn jouw kleuren en wat is jouw uitstraling?

(Dus je folder, visitekaartje, poster en reclame hebben allemaal dezelfde stijl, kleurgebruik en lettertype)


















Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Het logo
Beeldlogo
Woordlogo
Gecombineerd logo

Slide 17 - Tekstslide

Beeldlogo

Slide 18 - Tekstslide

Woordlogo

Slide 19 - Tekstslide

Gecombineerd logo

Slide 20 - Tekstslide

Het logo van Coca Cola is een voorbeeld van een....

Slide 21 - Open vraag

Dit is een voorbeeld van een....

Slide 22 - Open vraag

Wervend schrijven

Een wervende tekst voldoet aan onderstaande eisen. (tekstdoel: overhalen). Zet aan tot actie: de lezer moet iets gaan doen
Een goede kop: Pakkend (grappig / spannend etc.)
Maak een belofte: 'Nooit meer slapeloze nachten met deze matras.' 
Niet eindigen op een vraagteken, maar op een uitroepteken
Gebruik positieve emotie
Gebruik korte woorden
Schets een probleem en los het op
Wees specifiek (gebruik beeldende taal met details en emoties) 









Slide 23 - Tekstslide

Marketing mix

Marketing = alles wat een organisatie doet om aandacht te vestigen op jouw bedrijf (of vereniging).
De 6p’s van de marketingmix à product, prijs, promotie, presentatie, personeel, plaats
Product: Wat is het ontwerp van je product? Hoe garandeer je de kwaliteit?
Prijs: Hoe heb je de hoogte van de prijs bepaald?
Promotie: Hoe ga je reclame maken? Waar ga je reclame maken? Hoe zorg je ervoor dat je doelgroep dit wil kopen?
Presentatie: Hoe ga je je product verpakken? Hoe zorg je voor sfeer? Hoe ga je het etaleren?
Wat is je imago en huisstijl?
Personeel: Heb je personeel nodig? En zo ja, wat moeten ze dan kunnen?
Plaats: Waar zit je bedrijf? Waar is het gevestigd? Online of fysiek, in een drukke binnenstad of op het industrieterrein?

















Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Noem 4 van de 6 P's uit de marketingmix

Slide 26 - Open vraag

Marketinginstrumenten:
hoe krijg ik naamsbekendheid?

Slide 27 - Woordweb

Promotie: marketing instrumenten?
reclame
advertenties
social media
persberichten
verkoopacties (of activiteiten)


Slide 28 - Tekstslide