4.3: het einde van de Koude Oorlog

4.3: het einde van de Koude Oorlog
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

4.3: het einde van de Koude Oorlog

Slide 1 - Tekstslide

4.3A: de Sovjet-Unie verandert
  •  Ik kan 5 veranderingen noemen die Gorbatsjov doorvoerde en uitleggen waarom hij dat deed. 

Slide 2 - Tekstslide

Problemen in de Sovjet-Unie
  • Vanaf 1975 opnieuw wapenwedloop            dit is te duur voor de Sovjet-Unie
  • De economie groeit nauwelijks 
  • Niemand durft kritiek te geven en fouten worden niet besproken            onvrede onder burgers 

Slide 3 - Tekstslide

Hervormingen in de Sovjet-Unie
Gorbatsjov (leider van de SU) voert 3 hervormingen door:
  • Perestrojka (= verandering in de economie): de regering bepaalt niet meer alles
  • Glasnost (= openheid): meer vrijheid van meningsuiting en uitleg van het bestuur
  • Bestuur wordt democratischer 

Slide 4 - Tekstslide

Hervormingen in de buitenlandse politiek
Gorbatsjov gaat ook anders om met het buitenland:

  • Vanaf 1985 wordt er met de VS gepraat over ontwapening
  • Vanaf 1988 gaat de Sovjet-Unie niet meer militair ingrijpen in landen als de communistische regeringen om hulp vragen

Slide 5 - Tekstslide

Glasnost betekent...
A
Openheid
B
Verandering in de economie

Slide 6 - Quizvraag

Wat hoort bij perestrojka?
A
Meer westerse producten
B
Je eigen bedrijf mogen oprichten
C
Democratisch bestuur
D
Meer vrijheid van meningsuiting

Slide 7 - Quizvraag

Wat veranderde Gorbatsjov aan de buitenlandse politiek?

Slide 8 - Open vraag

4.3B: het jaar 1989
  •  Ik kan uitleggen welke gevolgen de politiek van Gorbatsjov had voor de landen in Oost-Europa. 

Slide 9 - Tekstslide

IJzeren Gordijn gaat open
Gorbatsjov stelt nieuwe regel in: SU gaat niet meer ingrijpen bij een opstand in een communistisch land

Steeds meer demonstraties:
  • juni 1989: burgers in Hongarije openen de grens tussen Oostenrijk en Hongarije           steeds meer mensen vluchten naar het westen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

IJzeren Gordijn gaat open
Overal in Oost-Europa ontstaan opstanden en treden communistische regeringen af

De DDR is bang voor verandering, maar ook daar zijn steeds meer demonstraties

9 november 1989: val van de Muur 

Slide 13 - Tekstslide

Duitse hereniging
Veranderingen:
  • Burgers in Oost-Duitsland (DDR) mogen vrij reizen
  • Vrije verkiezingen in de DDR waaraan ook West-Duitse partijen mee mogen doen

  • Partij van Helmut Kohl (West-Duitse partij) krijgt de meeste stemmen

  • Oktober 1990: Duitse hereniging 

Slide 14 - Tekstslide

4.3C: de Sovjet-Unie valt uiteen
  •  Ik kan uitleggen welke gevolgen het uiteenvallen van de Sovjet-Unie had

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Einde van de Sovjet-Unie
Hervormingen van Gorbatsjov leiden niet tot verbetering in de economie

Meer ontevredenheid en onrust

1991: Sovjet-Unie valt uiteen:
  • Rusland is het grootste land en er ontstaan nieuwe landen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De Sovjet-Unie wordt Rusland
Hoe ziet het nieuwe Rusland er uit?
  • In het begin democratisch 
  • Kapitalistisch systeem: privébedrijven en veel ongelijkheid
  • Minder machtig dan de SU

1999: Poetin komt aan de macht en hij belooft Rusland weer sterk te maken:
  • Invloed uitbreiden door gebiedsuitbreiding
  • Geen democratie meer 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Veranderingen in Europa
Oost-Europese landen:
  • Worden democratisch en kapitalistisch
  • Gaan bij de NAVO horen
  • Krijgen hulp van de EU met hun economie
Oost-Duitsland:
  • Krijgen hulp van West-Duitsland met de economie
  • Voor sommige mensen in de DDR is de overgang naar kapitalisme ook een teleurstelling

Slide 21 - Tekstslide

Stelling: de Koude Oorlog is voorbij.

Slide 22 - Tekstslide

Tijdlijn maken
Maak een jaartallenoverzicht:
  • Van 4.3 met het jaartal en de gebeurtenis erbij.
  • maak de opdrachten van 4.3: vraag 1,5 t/m 9, 11 en 12.

Slide 23 - Tekstslide