Werkwoordspelling - Les 5

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Meervoud - Blz. 82

Ga lekker zitten, pak je spullen alvast en ga lezen. 

Vandaag:

- Nakijken huiswerk.

- Uitleg werkwoordspelling.

- Opdrachten maken paragraaf.

Nakijken

Opdracht 3+4+5

Blz. 83

Woordsoort - werkwoord             Blz. 28

Een werkwoord is een woordsoort.

Het woord dat zegt wat iets of iemand doet of overkomt:

werkwoord.

Vervoegen:

Lachen - lach / lacht / lachen / lachte / lachten / gelachen / lachend.

Judith fietst drie keer per week naar kantoor om te werken, de andere dagen is zij vrij.
Noem de 3 werkwoorden (spatie ertussen)

Ik heb heel goed moeten zoeken naar een cadeau dat ik mijn broer wilde geven.
Noem de vijf werkwoorden (spatie ertussen).

De minister-president wees er in zijn wekelijkse gesprek op dat iedereen zich aan de regels moest blijven houden.
Noem de vier werkwoorden (spatie ertussen).

Scheidbaar werkwoord

(opdracht 4)

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

uitlachen      =   lachen  +  uit

Ik lach de hond uit.

Aan de slag!                                      Blz. 28

Maak opdracht 1 t/m 3.

Klaar? Lezen.