In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
ZENUWSTELSEL DL1
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen les 3
verschil centrale zenuwstelsel-perifere zenuwstelsel
functies van de verschillende onderdelen beschrijven
voorbeelden bewuste geautomatiseerde beweging en onbewuste beweging
verschil autonome en animale zenuwstelsel
verschillen noemen tussen orthosympatisch en parasympatisch
rol van primaire en secundaire centra in de hersenen noemen bij verwerken van info en aansturen van bewegingen
dieptezien beschrijven met ogen en chiasma opticum
Slide 2 - Tekstslide
Intro
Bekijk het volgende introfilmpje over de hersenen
Slide 3 - Tekstslide
Centrale Zenuwstelsel
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg
Wat doen de onderdelen?
Slide 4 - Tekstslide
Perifere zenuwstel
zenuwen
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg
Bekijk de volgende uitlegvideo over het zenuwstelsel en verwerk de info bij de eerste twee leerdoelen in je portfolio.
Slide 6 - Tekstslide
Overzicht (Nectar)
Slide 7 - Tekstslide
Noteer de functie van perifere zenuwstelsel
Slide 8 - Open vraag
Coördinatie: verschillenden spieren werken goed samen
Slide 9 - Tekstslide
Automatische beweging
Een beweging die je kunt uitvoeren zonder erbij na te denken, noem je een geautomatiseerde beweging. Je moet hem wel aanleren. Daarbij werken de hersenschors van de grote hersenen en de kleine hersenen samen.
De grote hersenen slaan een stappenplan op (motoprogramma) en de kleine hersenen zorgen voor een goede afstemming van de spieraansturing.
Slide 10 - Tekstslide
Primaire en secundaire hersencentra
Bekijk de volgende uitlegvideo vanaf 7 min.
Verwerk leerdoel 6 in het portfolio
Slide 11 - Tekstslide
Overzicht (Nectar)
Slide 12 - Tekstslide
Waar ligt een motorprogramma voor fietsen opgeslagen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
kleine hersenen
Slide 13 - Quizvraag
Je wilt je rechterhand optillen. Waar beginnen de impulsen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
hersenstam
D
kleine hersenen
Slide 14 - Quizvraag
Automatisch en onbewust
In een reflex voer je een beweging uit voordat je hem bewust wordt.
Voorbeelden reflexen:
- kniepeesreflex
-pupilreflex
-wegtrekken van je voet als je bijna in een punaise stapt,
Slide 15 - Tekstslide
Noem nog eens een reflex
Slide 16 - Open vraag
Weg van de reflex
Bekijk de uitlegvideo en beschrijf de onderdelen van een reflex:
Benoem de verschillende zenuwcellen die achtereenvolgend gebruikt worden.
Waar liggen die onderdelen?
Verwerk met een plaatje in je portfolio.
Slide 17 - Tekstslide
Waar begint een reflex?
A
schakelcel
B
sensorische zenuwcel
C
motorische zenuwcel
D
zintuig
Slide 18 - Quizvraag
Welke onderdelen van een reflexboog liggen in het ruggenmerg?
Slide 19 - Open vraag
Animale zenuwstelsel
Zowel de bewuste bewegingen als de reflexen lopen via het animale zenuwstelsel: de zenuwen lopen van uitwendige zintuigen (receptoren) via het centrale zenuwstelsel naar de uitvoerders (=effectoren) (spieren en klieren)
Slide 20 - Tekstslide
Autonome zenuwstelsel
Dit zenuwstelsel regelt de activiteit van de inwendige organen. Het bestaat uit twee delen:
-orthosympatisch deel (actie van je lichaam)
-parasympatisch deel (rust en herstel)
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht leerdoel 4 en 5
-Noteer verschillen tussen autonome en animale zenuwstelsel
-Bekijk de volgende video tot 3:12 (de rest gaat te diep op de stof in) en verwerk de info in je portfolio.
- Bekijk Binas 88L
Slide 22 - Tekstslide
Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte?
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner
Slide 23 - Quizvraag
Afstand schatten
Waarom lukt dat beter met twee ogen?
Beide ogen geven net iets andere info aan de hersenen.
Bekijk het volgende plaatje en verwerk dit bij doelstelling 7 in je portfolio.
Slide 24 - Tekstslide
Beeld vormen
Het beeld van de linker kant van het gezichtsveld komt rechts op het netvlies van beide ogen. Via de kruising van de oogzenuwen gaat de info naar de rechter hersenhelft.
En het rechter gezichtsveld?
Slide 25 - Tekstslide
Je kijkt alleen met je rechteroog naar een plant. Waar komt het beeld van de plant terecht?
A
alleen in rechterhersenhelft
B
alleen in linkerhersenhelft
C
zowel in rechter- als in linker hersenhelft
Slide 26 - Quizvraag
Stel dat iemand door een herseninfarct het primaire gezichtscentrum van de rechter hersenhelft is kwijtgeraakt? Wat ziet iemand dan?