HV1 les 5 H20 PV OW

Vandaag
stil lezen
redenkundig ontleden H20: persoonsvorm en onderwerp



1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
stil lezen
redenkundig ontleden H20: persoonsvorm en onderwerp



Slide 1 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert hoe je de volgende zinsdelen herkent in een zin:

persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm PV
De PV is altijd een werkwoord. 
De volgende morgen lag de enveloppe op de mat.

1. De vraagproef
Maak een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV. 
Lag de volgende morgen de enveloppe op de mat?

2. De tijdproef
Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen ligt de enveloppe op de mat.

3. De getalproef
Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen lagen de enveloppen op de mat. 

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen
Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Zoek eerst de persoonsvorm. 
Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.

De volgende morgen lag de enveloppe op de mat.

Stap 1: zet de persoonsvorm tussen streepjes. 
Lag de volgende morgen de envelop op de mat? Lag is de persoonsvorm.

Stap 2: Het stuk voor de persoonsvorm is altijd een zinsdeel. Die zet je meteen tussen streepjes. 

| De volgende morgen | lag | de enveloppe op de mat.


Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen
Stap 3: verplaatst zinsdelen. Ruil die met het zinsdeel dat voor de persoonsvorm staat. Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel:

De volgende morgen lag de enveloppe op de mat.

De  enveloppe lag de volgende morgen op de mat.
Op de mat lag de volgende morgen de enveloppe.
De volgende morgen | lag |de enveloppe | op de mat. 

 

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp OW: 3 manieren
1. Gebruik Wie/Wat + PV

De magere jongen stond in het doel.
PV: stond

Onderwerp = Wie/Wat + PV
Wie/Wat stond? de magere jongen stond
Onderwerp: de magere jongen


Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp OW
2. Verander de persoonsvorm van meervoud naar enkelvoud of andersom. Het onderwerp verandert mee. 

De magere jongen stond in het doel.                 De magere jongens stonden in het doel.
Onderwerp: de magere jongen

3. Maak de zin vragend. Het zinsdeel dat meteen na de PV komt te staan, is het onderwerp. 
Stond de magere jongen in het doel?

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Maken H20 opdr. 1, 2 en 6
  • Ga aan de slag met het maken van de opdrachten. 
  • Je mag overleggen met je buur, maar doe dit zachtjes. 

Ben je klaar?
Haal dan bij de docent oefenbladen op.

Slide 10 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
- persoonsvorm
- onderwerp

Slide 11 - Tekstslide

Volgende les
H21 redekundig ontleden

Slide 12 - Tekstslide