NN2 H1 leestekens / interpunctie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Ik zit klaar voor de les:

• Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  
• Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
  
• Mijn jas hangt aan de kapstok.
  
• Ik heb geen pet of capuchon op.
  
• Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
  

NN2 Grammatica

hoofdletters en interpunctie

Deze les:

• Instructie
• aan de slag met LessonUp

Lesdoel:

Ik weet wat wanneer ik een hoofdletter gebruik

Ik weet waar punten, komma's, uitroeptekens en vraagtekens horen te staan

Interpunctie

Interpunctie

is een moeilijk woord voor punten, komma's, uitroeptekens, vraagtekens, dubbele punten enzovoort.

Welk leesteken hoort aan het einde van deze zin:

Doe die deur nou een achter je kont dicht

1. . (punt)
2. , (komma)
3. ! (uitroepteken)
4. ? (vraagteken)

Schrijf de zin over. Zet de hoofdletters en leestekens daarbij op de goede plaatsen:

je zou maandag toch even langskomen

Met of zonder hoofdletter?

1. maandag
2. Maandag

Met of zonder hoofdletter?

1. December
2. december

Met of zonder hoofdletter?

1. Suikerfeest
2. suikerfeest

Met of zonder hoofdletter?

1. oosten
2. Oosten

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?

1. paasei
2. koffie
3. kastanjelaan
4. maart

Er hoort een komma in een zin met twee persoonsvormen naast elkaar:
Bijvoorbeeld:
Als jij de hond uitlaat, zet ik thee.

1. juist
2. onjuist

Voor het woordje 'en' komt een komma.

1. juist
2. onjuist

Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en) komt een komma, bijvoorbeeld:

Ik kocht nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.

1. juist
2. onjuist

Voor het woord 'omdat' komt een komma, bijvoorbeeld:

Ik wil graag naar Noorwegen op vakantie, omdat daar fjorden zijn.

1. juist
2. onjuist

Voor voegwoorden zoals:
omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want en voordat, komt een komma.

1. juist
2. onjuist

Maak in je boek (blz 58-59):

• opdracht 1
• opdracht 2 - 1 t/m 3
• opdracht 3 - 1, 2 a t/m c
• opdracht 4 - 1 t/m 3
• opdracht 5 - 1 t/m 3

Evaluatie:

1. Wat was het lesdoel?
2. Hoe ging het vandaag?
3. Wat ga je de volgende les anders doen?

Huiswerk:

Maak in je boek (blz 58-59):

opdracht 1

opdracht 2 - 1 t/m 3

opdracht 3 - 1, 2 a t/m c

opdracht 4 - 1 t/m 3

opdracht 5 - 1 t/m 3