3BK - spelling mv, samenst, ww, komma, trema

Wat gaan we deze les doen?
  • Uitleg over spelling 5.8
  • Aan de slag met 5.8
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen?
  • Uitleg over spelling 5.8
  • Aan de slag met 5.8

Slide 1 - Tekstslide

Doel?
- meervouden kennen en herkennen 
-trema toepassen
- samenstellingen kennen en herkennen 

Slide 2 - Tekstslide

meervoud zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Sleep de woorden in het rode vakje naar het juiste gele vakje!
auto
bureau
computer
draak
excursie
geest
hotel
klinker
lokaal
lolly
manier
menu
muzikant
opa
pyjama
meervoud op -en
meervoud op s
meervoud op 's

Slide 4 - Sleepvraag

Koppel de woorden aan het meervoud.
kast
bankje
opa
zee
bacterie
kalf
huis
woord +'s
woord +en
e wordt ën +n
laatste letter verandert +en
bijzonder meervoud
woord +s
woord +ën

Slide 5 - Sleepvraag

Komma


  • bij een leespauze
  • tussen twee persoonsvormen 
  • tussen delen van een opsomming 
  • als je iemand aanspreekt 
  • voor de woorden 'want', 'omdat' en 'doordat' =

Slide 6 - Tekstslide

Trema bij uitspraakproblemen
1. Bij twee klinkers na elkaar: 
reünie, geïnteresseerd, vacuüm
2. Bij getallen: 
tweeëntwintig, drieënvijftig 
3. Bij het meervoud van woorden die eindigen op -ee:
orchideeën, zeeën 
4. Bij het meervoud van woorden die eindigen op -ie:
knieën, oliën 

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf de trema op juiste plek:
concierge

Slide 8 - Open vraag

Schrijf het woord met een trema op de juiste plek. Meervoud van: fantasie

Slide 9 - Open vraag

Schrijf het meervoud met trema op de juiste plek: bacterie

Slide 10 - Open vraag

Welke spelling is juist?
A
geupload
B
geüpload
C
gëupload
D
geuploäd

Slide 11 - Quizvraag

Welke spelling is juist?

A
genien
B
geniën
C
genieen
D
genieën

Slide 12 - Quizvraag

Samenstellingen

Slide 13 - Tekstslide

Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel geen zelfstandig naamwoord is.


Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel geen meervoud heeft.


Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel de betekenis van het tweede deel versterkt.


Je schrijft een tussenletter -e- als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling. --> versteend

platteland
tarwebrood
stekeblind
bruidegom

Slide 14 - Sleepvraag

Welke samenstelling is goed?
A
Manenschijn
B
Maneschijn
C
Manensschijn

Slide 15 - Quizvraag

Welke samenstellingen is goed?
A
aspergessoep
B
aspergensoep
C
aspergesoep

Slide 16 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed?
A
hondenhok
B
meningverschil
C
berensterk

Slide 17 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed?
A
ziekeauto
B
rodeskool
C
stationschef
D
manenschijn

Slide 18 - Quizvraag

Maak van onderstaande woorden een juiste samenstelling.
Let op: sommige samenstellingen schrijf je met een koppelteken.
politie uniform
A
politieuniform
B
politie-uniform
C
politie uniform

Slide 19 - Quizvraag

Als er sprake is van een klinkerbotsing schrijven we samenstellingen met een koppelteken.
Is hier sprake van? Welke schrijfvorm is juist?
A
caféeigenaar
B
cafe-eigenaar
C
cafeeseigenaar
D
café-eigenaar

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag
Paragraaf 5.8 opdracht 1 t/m 6
Ben je klaar? Maak dan - Test Jezelf Spelling - 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

De man (beloven) het geld te brengen.

Slide 24 - Open vraag

Gisteren (beloven) hij het geld te brengen.

Slide 25 - Open vraag

Het meisje heeft (joggen)

Slide 26 - Open vraag

Nora (bevinden) zich aan de andere kant van het land.

Slide 27 - Open vraag

Wij (bevinden)ons ergens anders.

Slide 28 - Open vraag

Vorige week (verraden) de docenten de antwoorden.

Slide 29 - Open vraag