20240228 BU VIP423A niveau 4 leerjaar 1 les 1.2

BURGERSCHAP
VIP423A
woensdag 28-02
 

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

BURGERSCHAP
VIP423A
woensdag 28-02
 

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken 1v2



  1. Kom op tijd
  2. Elke les maak jij je eigen huiswerk in het boek. Dit boek neem jij elke week mee.
  3. Sla geen vragen over in het boek en antwoord altijd met uitleg.
  4. Voor het huiswerk krijg je een cijfer. Dit cijfer telt mee voor het eindcijfer van het vak Burgerschap.





Slide 2 - Tekstslide

Afspraken 2v2


5. Ben je er een les niet? Maak het huiswerk dan thuis. Elke les wordt per e-mail nagestuurd.
6. Deze twee leerjaren maak jij alle lessen uit het boek. Het einddoel van dit vak is bereikt wanneer het hele boek af is en alle toetsen zijn gemaakt.





Slide 3 - Tekstslide

BURGERSCHAP: Kies 4

Boek verloren? Bestel het via deze link:
https://www.bol.com/nl/nl/p/kies-4/9200000037405467/  
Thema 1 De multiculturele samenleving
Thema 2 Verkiezingen
Thema 3 Gedrag en veiligheid
Thema 4 Aan het werk
Thema 5 Media en consumeren
Thema 6 Wereldburgerschap




Slide 4 - Tekstslide

Planning VIP423A


Thema 1 : De multiculturele samenleving


Woensdag 14-02-2024: Les 1. Cultuur en religie

Woensdag 28-02-2024: Les 2. Immigratie en integratie

Woensdag 06-03-2024: Les 3. Grondrechten

Woensdag 13-03-2024: Les 4. Discriminatie

TOETS THEMA 1: 20-03-2024




Slide 5 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik op 
de les van 14-02: 

Slide 7 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de Nederlandse cultuur?

Seksuele vrijheid
  
Vrijheid van leven; euthanasie

Vrijheid van geloof

Vrijheid van zwangerschap (leven); abortus

Vrijheid in drugsgebruik (genotsmiddelen); gedoogbeleid

Slide 9 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie
Nederland heeft zijn eigen cultuur ontwikkeld. 

Cultuur: alle waarden, normen en andere aangeleerde
kenmerken van een groep.
Dominante cultuur: de cultuur van de meerderheid van de mensen in een samenleving.
Subcultuur een groep mensen met waarden, normen en cultuurkenmerken die gedeeltelijk afwijken van de dominante cultuur.





Slide 10 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie

Veel cultuurverschillen hebben te maken met:

• Stad en platteland. Sociale controle: mensen letten op wat anderen doen.
• Inkomen en maatschappelijke positie.
• Land van herkomst van jou of je (voor)ouders. Mensen met een migratie-achtergrond zijn zelf in het buitenland geboren, of één van hun ouders is in het buitenland geboren.
• Leeftijd.
• Mannen en vrouwen. Rolpatronen: ongeschreven regels over hoe je je moet gedragen.
• Godsdienst.


Slide 11 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie
Iedereen in Nederland hoort bij de dominante cultuur, én bij meerdere subculturen.

Door deze mix van culturen is Nederland een
pluriforme samenleving: een samenleving van mensen met verschillende culturen
en leefstijlen.

Pluriform betekent: veelvormig.



Slide 12 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie
  • Nederland is een republiek geweest tussen 1588 (onafhankelijkheid
     vanuit de 80-jarige oorlog) en 1795 (kolonie van Frankrijk).


  • Nederland is een parlementaire democratie en een constitutionele monarchie.


  • In Nederland bestaat twee officiële talen: Nederlands en Fries.


  • In ons land ziet 47% van de mensen zich als gelovig. De verdeling van de gelovigen is: 42% christelijk, 5% islamitisch, 0,6% hindoe, 0,4% boeddhist en 0,1% joods. In ons land is de vrijheid om te geloven erg groot. Nederland is een van de minst gelovige landen ter wereld.

Slide 13 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie
1. Religie is Latijs voor religio.
2. Religie heeft te maken met zingeving
3. Het zoeken naar betekenisvolle verbindingen of de zoektocht naar een opperwezen of god.

Slide 14 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie

Slide 15 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie
1. Christendom: 2,1 miljard = 2.100.000.000
2. Islam: 1,3 miljard = 1.300.000.000
3. Niet-religieus: 1,1 miljard = 1.100.000.000
4. Hindoeïsme: 900 miljoen = 900.000.000
5. Boeddhisme: 415 miljoen = 415.000.000
6. Taoïsme: 225 miljoen = 225.000.000
7. Sikhisme: 23 miljoen = 23.000.000
8. Jodendom: 14 miljoen = 14.000.000

Slide 16 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie

Slide 17 - Tekstslide

Les 1: Cultuur en religie

Slide 18 - Tekstslide

28-02:

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel 28-02:
Les 2. Immigratie en integratie 

  • Immigratie
  • Integratie
  • Push - en pull-factoren
DEZE LES MOET JE HET VOLGENDE AFRONDEN:

Les 2. Immigratie en integratie:
vraag 01-04 + kernopdracht

Slide 20 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie

Slide 21 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie



Emigratie betekent weggaan uit je eigen land.

Immigratie is juist dat je een land binnenkomt.


Slide 22 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie
Push-factoren (1v4)



Mensen verhuizen (push-factoren) om drie soorten redenen:

• politieke motieven;
• economische motieven;
• sociale motieven.


Slide 23 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie
Push-factoren (2v4)

Politieke motieven

Politieke motieven hebben te maken met oorlog en geweld.
  • Mensen vluchten omdat ze worden vervolgd in hun eigen land. Ze zijn bijvoorbeeld een tegenstander van de machthebber, of worden vervolgd vanwege hun godsdienst. We noemen hen politieke vluchtelingen
  • Ze vluchten voor geweld, zoals een burgeroorlog.


Slide 24 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie
Push-factoren (3v4)


Economische motieven

Economische motieven hebben te maken met werk en carrière- mogelijkheden.
  • Mensen gaan werken in landen waar een tekort aan arbeidskrachten is (arbeidsmigranten).
  • Mensen met een hoge opleiding gaan werken in landen waar ze behoefte aan zulke mensen hebben (kennismigranten). 
  • Mensen uit landen met veel armoede en werkloosheid zoeken een beter bestaan in andere landen (economische vluchtelingen).


Slide 25 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie
Push-factoren (4v4)
Sociale motieven

Sociale motieven hebben te maken met relaties tussen mensen.
  • Gezinsvorming: wanneer iemand trouwt met een partner uit het buitenland en ze samen in Nederland gaan wonen.
  • Gezinshereniging: wanneer iemand zijn of haar gezin laat overkomen uit het land dat hij of zij heeft verlaten.

Slide 26 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie (1v5)
Pull-factoren


We kunnen drie groepen immigranten van elkaar onderscheiden:

  1. Mensen uit de vroegere koloniën;
  2. Arbeidsmigranten;
  3. Asielzoekers.


Slide 27 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie (2v5)
Pull-factoren
Mensen uit de vroegere koloniën 


Koloniën zijn gebieden buiten het eigen land die werden gebruikt om winst te maken.
Nederland had vroeger ook koloniën:
  • Nederlands-Indië (nu Indonesië). Na de onafhankelijkheid in 1949 kwamen Indische Nederlanders en Molukkers naar Nederland.
  • Suriname
  • De (voormalige) Nederlandse Antillen.

Uit Suriname en de (voormalige) Nederlandse Antillen komen en kwamen mensen om te werken of te studeren. Na de militaire coup in 1980 kwamen er ook Surinaamse politieke vluchtelingen naar Nederland.


Slide 28 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie (3v5)
Pull-factoren
Arbeidsmigranten


In de jaren zestig van de vorige eeuw waren er personeelstekorten. Er werden daarom buitenlandse arbeidskrachten aangenomen.

Gastarbeiders: arbeidskrachten die tijdelijk in Nederland zouden blijven.
Ze kwamen vooral uit: Italië, Spanje, Griekenland, Turkije en Marokko.


Slide 29 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie (4v5)
Pull-factoren
Arbeidsmigranten


Er komen ook arbeidsmigranten uit lidstaten van de Europese Unie.
Zij mogen wonen en werken in heel Europa.
Ze komen bijvoorbeeld uit:
  • Polen
  • Bulgarije
  • Roemenië


Slide 30 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie (5v5)
Pull-factoren
Asielzoekers


Mensen die hun land verlaten voor geweld, kunnen asiel aanvragen.

Asiel: toestemming om in het land te verblijven.

Mensen die asiel krijgen zijn officieel erkend als vluchteling.
Ze komen bijvoorbeeld uit: 
Afghanistan, Eritrea, Iran, Somalië, Irak, Syrië, Armenië, Angola en Oekraïne. 


Slide 31 - Tekstslide

Zelfwerktijd 28-02: 

Les 2: Immigratie en integratie

Pagina 20 - 24: 
Vragen 01 - 02.
timer
8:00
Ben je klaar? Werk verder.
Les 2: (pag. 20-31)

1
2
3
4

Kernopdracht



Slide 32 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie
Het Nederlandse toelatingsbeleid (1v4)

Of een immigrant naar Nederland mag komen hangt af van internationale afspraken:
  • Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
  • Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
  • Vluchtelingenverdrag van Genève
  • Verdrag van Schengen

Volgens deze afspraken mag Nederland niet discrimineren en moet Nederland inwoners de gelegenheid geven tot gezinshereniging en gezinsvorming.

Slide 33 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie
Het Nederlandse toelatingsbeleid (2v4)

In heel Europa geldt een restrictief toelatingsbeleid voor mensen van buiten de Europese Unie. Met andere woorden: de EU is heel voorzichtig met het toelaten van buitenlanders.

Toch proberen veel mensen Europa te bereiken, om in een asielprocedure terecht te komen.

De asielprocedure wordt in Nederland gedaan door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND): deze dienst bepaalt wie wordt toegelaten en wie niet. 

Asielzoekers krijgen een verblijfsvergunning als de IND bepaalt dat ze mogen blijven

Slide 34 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie
Het Nederlandse toelatingsbeleid (3v4)

Slide 35 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie
Het Nederlandse toelatingsbeleid (4v4)

Niet iedere asielzoeker krijgt een verblijfsvergunning. Ze moeten dan terugkeren naar het land waar ze vandaan komen.

Mensen die toch blijven, en zonder vergunning in Nederland wonen, noemen we illegalen.

Nederland stimuleert de komst van expats: hoogopgeleide migranten van buiten de EU die in Nederland werken.

Slide 36 - Tekstslide

Les 2: Immigratie en integratie

Slide 37 - Tekstslide

Zelfwerktijd 28-02: 

Les 2: Immigratie en integratie

Pagina 26 - 31: 
Vragen 03 - 04 + kernopdracht.
timer
15:00
Ben je klaar? Werk verder.
Les 2: (pag. 20-31)

1
2
3
4

Kernopdracht



Slide 38 - Tekstslide

Terugblik 28-02:
Les 2. Immigratie en integratie 

  • Immigratie
  • Integratie
  • Push - en pull-factoren
DEZE LES MOET JE HET VOLGENDE AFRONDEN:

Les 2. Immigratie en integratie:
vraag 01-04 + kernopdracht

Slide 39 - Tekstslide