§3.4 Het humanisme en Erasmus

§3.2: Het nieuwe denken
Renaissance en humanisme
In deze les kun je 11 punten verdienen!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Geschiedenis

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

§3.2: Het nieuwe denken
Renaissance en humanisme
In deze les kun je 11 punten verdienen!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind:
1. kun je met een aantal kenmerken uitleggen van een humanist is.

2. kun je voorbeeld geven van een mores (goede manieren) die jij van Erasmus hebt geleerd en elke dag ook doet; 

3. Kun je een onderbouwd standpunt innemen op de vraag of Erasmus wel of niet een standbeeld verdient.





Slide 2 - Tekstslide

Humanisme
In de tijd van de Renaissance (±1400-1600) gaan steeds meer geleerden vergeten teksten uit de Klassieke Oudheid (tijdvak 2) weer lezen. Deze geleerden heten humanisten. Net als de oude Grieken gaan de humanisten zelf observeren en kritisch nadenken. Zij gaan steeds meer twijfelen over wat de katholieke paus vertelt hoe je het best kunt geloven. Maar is het ook goed als de mens centraal in het leven staat in plaats van God en geloof?   
De twijfels worden zo groot dat zij gaan protesteren tegen het katholieke geloof en hun paus. 
Het gevolg is een nieuw geloof: het protestante geloof.
De bekendste humanisten: Erasmus (Nederland), Maarten Luther (Duitsland) en Johannes Calvijn (Zwitserland).
Hierna: uitleg aflaat.

Slide 3 - Tekstslide

Veel humanisten (bv Luther en Erasmus) zijn kritisch en protesteren over verschillende dingen in het katholieke geloof, bv de aflaatbrief. 
Hierna: een poll

Slide 4 - Tekstslide


Zou jij een aflaatbrief kopen in de middeleeuwen? 

Bedenk ook een reden! 
Jazeker!
Nee!

Slide 5 - Poll

Stelling-Opdracht:

In Rotterdam staat een standbeeld van Erasmus. 
Typ uit een verhaal over Erasmus, waarin jij uitlegt waarom hij volgens jou wel of juist niet een standbeeld verdient.
Het verhaal is tussen de 8 en 10 zinnen lang! 

Jouw verhaal lever je later in de les in via Lesson Up.
Hierna: afl. Erasmus (+ 4 min)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video


Wat is er niet van Erasmus (van Rotterdam)
A
een geldbriefje van 100 gulden met daarop de afbeelding van Erasmus.
B
Een brug in Rotterdam die naar Erasmus is vernoemd.
C
Er bestaat een Erasmus- universiteit
D
Rotterdam heeft een Erasmus-vliegveld

Slide 8 - Quizvraag


Twee uitspraken:
1. Erasmus is geboren in 1466, kortom in de 14e eeuw / 15e eeuw.

2. Erasmus heeft ons geleerd 'goede manieren' (ook wel de mores)" Deze uitspraak is juist / onjuist
Hierna: sleepvraag.
A
1. 14e eeuw, 2. juist
B
1. 14e eeuw, 2. onjuist
C
1. 15e eeuw, 2. juist
D
15e eeuw, 2. onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Hierna: vervolg afl. Erasmus
Bij het vak geschiedenis heb je vier soorten vragen.
Sleep de vier voorbeeldvragen naar de juiste soort vraag.
Onder de paperclip staat (nogmaals) de uitleg van de vier soorten vragen.
vier soorten vragen
Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.
Beschrijvende vraag
Verklarende vraag
Vergelijkende vraag
Waarderende vraag
In welk jaartal is Eramus gestorven?
Waarom staat er in Rotterdam een standbeeld van Erasmus?
Hoe goed houd jij jezelf aan 'de goede manieren' (de mores) die Erasmus heeft bedacht? 
Welke overeenkomsten zijn te benoemen tussen de Leonardo da Vincie en Erasmus?

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Video


Over welke vraag denkt Erasmus heel veel na?
A
Is er ook een leven na de dood?
B
Hoe wordt je een beter mens?
C
Op welke planeten is er ook leven?
D
Waarom is het vak geschiedenis zo belangrijk?

Slide 12 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen, een voorkant van een stripboek over Erasmus uit 2009. 

Bij het vak geschiedenis heb je verschillende soorten bronnen:
Geschreven bronnen zijn bronnen met tekst.
Ongeschreven bronnen zijn afbeeldingen of voorwerpen.
Directe bronnen (primaire bronnen) zijn bronnen die uit de tijd zelf komen.
Indirecte bronnen (secundaire bronnen) komen van iemand uit een andere tijd.
Het stripboek hiernaast is een voorbeeld van een......
A
geschreven directe bron
B
ongeschreven directe bron
C
geschreven indirecte bron
D
ongeschreven indirecte bron

Slide 13 - Quizvraag


Twee uitspraken:
1. De uitvinding van de boekdrukkunst heeft als oorzaak / gevolg dat de boeken van Erasmus door steeds meer mensen gelezen worden.

2. Een oorzaak / gevolg van het feit dat Erasmus boeken schrijft is dat steeds meer mensen eerst zelf kritisch nadenken en niet gelijk alles geloven wat de kerk vertelt. 
A
1. oorzaak, 2. oorzaak
B
1. oorzaak, 2. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak

Slide 14 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Misschien wel het bekendste boek van Erasmus is de Adigia, een boek met 4000 spreekwoorden.
In de afbeelding wordt uitgebeeld het spreekwoord 'in één sprong twee wilde zwijnen vangen'. 
Dit spreekwoord is te vergelijken met.....


Hierna: vervolg Erasmus afl.
A
twee vliegen in één klap slaan
B
Van een mug een olifant maken
C
een appel valt niet ver van de boom
D
een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Je ziet een print screen van 10:20.
Je leest enkele leefmanieren van Erasmus.

Welk woord hoort op het gele kruisje (X) te staan?
A
vastberaden
B
kritisch
C
gelovig
D
meedogenloos.

Slide 17 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welk woord hoort op het rode kruisje (X) te staan? 
A
leefmanieren
B
zotheid
C
adagia
D
vrijheid van meningsuiting

Slide 18 - Quizvraag


Klik hiernaast op de afbeelding om in te zoomen.
Twee uitspraken:
1. 'Deze tekening is gemaakt door Erasmus'. In deze zin is sprake van een feit / mening.
2. 'In de tekening is te zien wat Erasmus vond van het leven van een middeleeuwse monnik'. In deze zin is sprake van een feit / mening.
Hierna: sleepvraag.
A
1. feit, 2. mening
B
1. mening, 2. mening
C
1. mening, 2. feit
D
1. feit, 2. feit

Slide 19 - Quizvraag

Sleep de zinnen naar de juiste kolom:
Hierna: inleveren stelling-opdracht.
Leonardo da Vinci
Erasmus
Hij bestudeerde het menselijk lichaam.
Hij bestudeerde menselijk gedrag.
Hij had kritiek op de aflaten.
Hij dacht na over hoe de mens zou kunnen vliegen
Hij maakte de Mona Lisa.
Hij vertaalde de Bijbel uit het Grieks.
Hij was een Italiaan.
Hij kwam uit Rotterdam.

Slide 20 - Sleepvraag


Stelling-Opdracht:

In Rotterdam staat een standbeeld van Erasmus.
Typ uit een verhaal over Erasmus, waarin jij uitlegt waarom hij volgens jou wel of juist niet een standbeeld verdient.
Het verhaal is tussen de 8 en 10 zinnen lang!
Jouw verhaal lever je later in de les in via Lesson Up.
Lever hieronder jouw verhaal in:

Slide 21 - Open vraag