5.1 Wat voeren we in en uit?

Hoofdstuk 5: Nederland Handelsland
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1
Hoofdstuk 5: Nederland Handelsland
Paragraaf 1: Wat voeren we in en uit?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5: Nederland Handelsland
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1
Hoofdstuk 5: Nederland Handelsland
Paragraaf 1: Wat voeren we in en uit?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen:



  • waarom Nederland importeert en exporteert​
  • hoe je de waarde van de import berekent
LEERDOELEN

Slide 2 - Tekstslide

Welke producten die jij gebruikt komen uit het buitenland? En weet je ook uit welk land?

Slide 3 - Open vraag

Waarom denk je/wat kunnen redenen zijn dat Nederland die producten uit het buitenland haalt?

Slide 4 - Open vraag

Handelsland
Nederland is een echt handelsland. Nederland is afhankelijk van internationale handel. ​



We exporteren (uitvoer): we verkopen goederen en diensten aan buitenlandse bedrijven en personen.​



We importeren (invoer): we kopen goederen en diensten uit het buitenland. ​

Slide 5 - Tekstslide

Import en export


De import van goederen en diensten kost ons geld. Die import kunnen we betalen met de opbrengst van onze export, want de export levert ons geld op

Slide 6 - Tekstslide

Exporteren
De export levert ons land veel inkomsten op.​



Door te exporteren verkopen Nederlandse bedrijven veel meer dan wanneer ze hun producten alleen in ons land zouden verkopen.


De export zorgt voor veel werkgelegenheid

De producten moeten eerst worden geproduceerd. Daarvoor hebben Nederlandse bedrijven werknemers nodig. ​

Slide 7 - Tekstslide

Welke woorden horen op de stippellijn?

Export betekent dat Nederland goederen en diensten aan het buitenland ..................

Nederland ..................... hiervoor geld uit het buitenland.


A
verkoopt, ontvangt
B
Koopt, betaald
C
Koopt, ontvangt
D
Verkoopt, betaald

Slide 8 - Quizvraag

In totaal exporteert Nederland voor 90 miljard. Aan België exporteert Nederland 7,5 miljard.​

Hoeveel product van de totale export gaat naar België?​
Let op gebruik hiervoor een verhoudingstabel

Slide 9 - Open vraag

Doorvoer handel
Doorvoer​

Goederen die we eerst invoeren en daarna doorverkopen aan het buitenland. ​


De ingevoerde producten zijn dan maar kort in het bezit van een Nederlands bedrijf en worden​

daarna doorverkocht aan het buitenland.​

Slide 10 - Tekstslide

Bij doorvoer worden goederen in Nederland geproduceerd voor de buitenlandse markt.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Doorvoerhandel zorgt voor banen bij Nederlandse transportbedrijven.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Doorvoerhandel levert voor Nederland geen inkomsten op.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Bij doorvoer worden goederen geïmporteerd en daarna weer geëxporteerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Redenen om te importeren
We importeren bepaalde producten:​


  • Ons klimaat is niet geschikt  om bepaalde landbouwproducten te verbouwen

  • Als die in het buitenland goedkoper of van betere kwaliteit gemaakt kunnen worden​


  • Als bepaalde grondstoffen niet of weinig voorkomen in Nederland

  • Nederlandse consumenten willen een ruimere keuze aan producten

Slide 15 - Tekstslide

Exportwaarde
Exportwaarde = uitgevoerde hoeveelheid × prijs per eenheid

​ 

Wat is de exportwaarde?​
In een jaar verkoopt Nederland 2 miljoen tulpen. 1 tulp kost 0,04 cent. Wat is de exportwaarde?​

 2 000 000 000 x 0,04 = €80.000

Slide 16 - Tekstslide


In een jaar verkoopt Nederland 2 miljoen stukken kaas. Één stuk kaas kost €1,50. Wat is de exportwaarde?​

Hoeveelheid x prijs

Slide 17 - Open vraag

Importwaarde
Importwaarde = de waarde van de ingevoerde goederen en diensten​



In een jaar voert Nederland 438 miljoen vaten olie in. De gemiddelde prijs van één vat ingevoerde olie is € 39,50. ​





Wat is de importwaarde?​

Slide 18 - Tekstslide

Betalingsbalans
De betalingsbalans is een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland.

Daarop staat:​
  • de totale uitvoerwaarde (ontvangsten) van de geëxporteerde goederen en diensten.

  • de totale invoerwaarde (betalingen) van de geïmporteerde goederen en diensten. 

Slide 19 - Tekstslide

Betalingsbalans
Positief saldo
Als onze totale uitvoerwaarde groter is dan de invoerwaarde, heeft Nederland een overschot op de betalingsbalans.​

 ​



Negatief saldo​

Als een land meer importeert dan exporteert, dan is er een tekort op de betalingsbalans. ​

Slide 20 - Tekstslide


1. Voor hoeveel heeft Nederland uitgevoerd?
2. Voor hoeveel heeft Nederland ingevoerd?
3. Hebben ze een overschot of een tekort? En van hoeveel?

Slide 21 - Open vraag

Aan de slag
Wat: Maken paragraaf 5.1
Wie: Individueel
Hoe: Stilte (mits je een vraag hebt)
Vraag?: Stel hem eerst aan je buurman/buurvrouw
Tijd: 15 minuten

Klaar: Vraag mij voor de volgende opdracht

Slide 22 - Tekstslide