2vp - 2425 - Ch 5 - G, H

parler: 
  • ça va? non, je pense que je suis malade / je ne me sens pas bien
  • qu'est-ce que tu as? j'ai mal à la tête / au doigt / au pied
  • tu vas voir le docteur? non, je n'ai pas encore rendez-vous.

parler, oefenen phrases-clés  
flitsdaten
vragen stellen
 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

parler: 
  • ça va? non, je pense que je suis malade / je ne me sens pas bien
  • qu'est-ce que tu as? j'ai mal à la tête / au doigt / au pied
  • tu vas voir le docteur? non, je n'ai pas encore rendez-vous.

parler, oefenen phrases-clés  
flitsdaten
vragen stellen
 

Slide 1 - Tekstslide

Sophie, enkel? - mal à la cheville
(s'être foulé la cheville?)

Slide 2 - Tekstslide

les devoirs
Faire ex 30, 31, 32, 33 

Controleer je antwoorden!

Apprendre: prhases-clés au camping (zie Classroom)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

au magasin
au camping
au restaurant
santé & sport

Slide 5 - Tekstslide

En France...
Situatie:
De verkoper/ober/ ... komt naar je toe en begint in rap Frans tegen je te praten. Helaas lukt het je niet om alles te verstaan. Hoe kan je reageren?

 
algemene hulpzinnen
ça va? non, ....
j'ai mal ....

Slide 6 - Tekstslide

à + lidwoord
J'ai mal 
J'ai mal à l'épaule.
J'ai mal à la tête.
J'ai mal au bras.
J'ai mal aux oreilles.
Wat is de regel?

Slide 7 - Tekstslide

ne .... pas

ne .... jamais

ne .... plus

ne .... rien

ne .... pas encore
Opdracht met tafelgroepje: 
schrijf 5 zinnen

Slide 8 - Tekstslide

ne .... pas

ne .... jamais

ne .... plus

ne .... rien

ne .... pas encore
niet

nooit

niet meer

niets

nog niet

Slide 9 - Tekstslide

Flitsdaten: santé
La situation: Je bent met een vriendin aan het bellen, Jeanne. Je was vandaag afwezig op school, dus bel je Jeanne op om te vragen hoe het gaat.

  • Je ziet wat je moet zeggen in het Nederlands staan, tussen haakjes […]. 
  • Als jij Frans spreekt, kan jouw klasgenoot controleren of je het goed zegt en helpen als je een foutje maakt. 
  • Jij kan dat op jouw beurt ook doen, want de tekst van jouw gesprekspartner staat bij jou in het Frans!

Slide 10 - Tekstslide

Flitsdaten: santé
Wat heb je daarvoor nodig?

Slide 11 - Tekstslide

Flitsdaten: santé
stap 1: leren voca & phrases-clés (Classroom)            10 minuten

stap 2:  

stap 3: flitsdaten, 3 rondes                                               3 x 3 minuten                   

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Le sport & la santé
  1. Markeer de vraagwoorden in de tekst.

  2. Overleg met tafelgroepje:  op welke manieren kan je een vraag stellen?

  3. Kan je nog een vraagwoord bedenken dat niet in de tekst voorkomt?

Slide 14 - Tekstslide

zoek vraagwoorden/zinnen
Pourquoi est le sport important? 
Qu'est-ce que tu préfères comme sport?  
Quand tu fais du sport?       
Combien de fois par semaine tu fais du sport ?   
Avec qui est-ce que tu fais du sport?    
Où est-ce que tu fais du sport ?    
Pourquoi est-ce que tu penses que ...?


Slide 15 - Tekstslide

Pourquoi le sport est important? 
Qu'est-ce que tu préfères comme sport?  
Quand tu fais du sport?       
Combien de fois par semaine tu fais du sport ?   
Avec qui est-ce que tu fais du sport?    
est-ce que tu fais du sport ?    
Pourquoi est-ce que tu penses que ...?


Slide 16 - Tekstslide

Pourquoi est le sport important? 
Qu'est-ce que tu préfères comme sport?  
Quand tu fais du sport?       
Combien de fois par semaine tu fais du sport ?   
Avec qui est-ce que tu fais du sport?    
est-ce que tu fais du sport ?    
Pourquoi est-ce que tu penses que ...?


Slide 17 - Tekstslide

est-ce que

Slide 18 - Tekstslide

est-ce que

qu'est-ce que

Slide 19 - Tekstslide

een vraag maken
Pourquoi le sport est important? 
 
Tu es en forme?        
                               
Est-ce que tu es en forme?                               

vraagwoord
vraagteken
est-ce que

Slide 20 - Tekstslide

vraagwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Fais ex 30, 31, 32 - page 36

Slide 22 - Tekstslide

Fais ex 30, 31, 32 - page 36
Klaar? 
1. Controleer je antwoorden (zie Classroom)
2. Fais ex 33

Slide 23 - Tekstslide

huiswerk
  • Faire ex 31, 32, 33

  • Controleer je antwoorden

  • Leer de phrases-clés van 'au camping' (zie Classroom)

Slide 24 - Tekstslide

souvent / est / elle / malade
Elle est souvent malade?

                                 Est-elle souvent malade?         (schrijftaal)

Slide 25 - Tekstslide

À la fin du cours:
  • Stoel aanschuiven.
  • Rommel? In prullenbak.
  • Rustig lokaal uit.

Slide 26 - Tekstslide