2.3 - Vormen van neerslag

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

                          

                            Aardrijkskunde

Programma

• Herhaling wolkenvorming > neerslag
  
• Behandelen oorzaken van neerslag

Opdracht

• Je gaat straks in groepjes werken
• Elk groepje behandelt een bepaalde vorm van neerslag
• Samen onderzoeken jullie deze neerslagvorm
• Na een paar minuten wisselen we en krijg je andere groepsgenoten
• Nu leggen jullie aan elkaar uit hoe de neerslagvormen werken
• In deze laatste groepen maken we een paar vragen

Groepjes

• Groep A:  Job, Teun K., Wies, Maartje                        ==> Stuwingsneerslag
  
• Groep B:  Kyran, Mikki, Jip, Valentijn                         ==> Stijgingsneerslag
  
• Groep C:  Sem, Wout, Lieke, Teun M.                         ==> Frontale neerslag
  
• Groep D:  Emma, Ben, Lars, Emanuella, Suus       ==> Stuwingsneerslag
  
• Groep E:  Pim, Ize, Noor, Danny                                   ==> Stijgingsneerslag
  
• Groep F:  Jasper, Gijs, Guusje, Noud, Marie           ==> Frontale neerslag
  

Opdracht

1. Lees de tekst in je boek die hoort bij jouw neerslagvorm
   
2. Bedenk samen waar deze neerslag voorkomt. Waarom daar?
   
3. Bedenk samen een goede, korte uitleg van deze neerslagvorm
   
4. Bedenk voorbeelden of maak een schematische tekening

Nieuwe groepjes!

• Groep A:  Job, Ize, Marie, Kyran, Noud
  
• Groep B:  Teun K., Jip, Lieke, Suus, Pim
  
• Groep C:  Emanuella, Valentijn, Gijs, Jade
  
• Groep D:  Wies, Noor, Jesper, Sem
  
• Groep E:  Lars, Mikki, Teun M., Guusje, Ben
  
• Groep F:  Emma, Danny, Wout, Maartje
  

Opdracht

1. Vertel elkaar over de neerslagvorm die je hebt behandeld
2. Deel de voorbeelden of eventueel je tekening
3. Bespreek samen de verschillen

Loef- en lijzijde

In de tropen begint het vaak rond een uur of vier ineens heel hard te regenen

6° / 1000m

Deze neerslagvorm is het 

beste te voorspellen

Als jullie 's ochtends 

natregenen komt dat door...

Deze neerslag kan niet voorkomen boven zee

                         Huiswerk

Paragraaf 2.3, opdracht 2, 3 en 4