Chapitre 1, grammaire D (oefening)

vwo-2 chapitre 1, grammaire D
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel passé composé oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vwo-2 chapitre 1, grammaire D
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel passé composé oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Répéter:
chapitre 1, grammaire D
Een aantal vragen (probeer deze antwoorden eerst op te schrijven):

- Over welke 2 tijden ging dit grammatica-onderdeel?

- Wie kan wat vertellen over het stappenplan?

- Er waren ook uitzonderingen. Hoe zat dit ook alweer?

Slide 2 - Tekstslide

Répéter:
grammaire D
Vorig jaar hebben we geoefend met 2 verschillende tijden.

De présent (tegenwoordige tijd)
De passé composé (de voltooid verleden tijd)

Deze les gaan we de passé composé herhalen en een klein beetje uitbreiden.

Neem de volgende slides goed over in je schrift.

Slide 3 - Tekstslide

De passé composé:
hoe zat het ook alweer?
De passé composé is in het Nederlands de voltooide tijd.

Bijvoorbeeld:
- ik heb gemaakt
- hij heeft geleerd.

Het maken van een passé composé bestaat altijd uit 2 stappen.
Stap 1: het hulpwerkwoord
Stap 2: het voltooid deelwoord.

We lopen ze even samen door..

Slide 4 - Tekstslide

Stap 1:
het hulpwerkwoord avoir
Dit rijtje ken je nog van vorig jaar en van een aantal lessen geleden. 
Als je hem toen niet goed hebt overgenomen, doe dit dan nu alsnog :).

j'ai               --> ik heb
tu as            --> jij hebt
il/elle/on a    --> hij/zij/men heeft

nous avons    --> wij hebben
vous avez      --> u hebt/jullie hebben
ils/elles ont   --> zij hebben (meervoud)

Slide 5 - Tekstslide

Stap 2:
het voltooid deelwoord
Haal -er van het werkwoord af en plak er een é achter.
Bijvoorbeeld:
donner --> donner --> donné

j'ai donné                         ik heb gegeven
tu as donné                      jij hebt gegeven
il/elle/on a donné              hij/zij/men heeft gegeven
nous avons donné              wij hebben gegeven
vous avez donné                u heeft gegeven/jullie hebben gegeven
ils/elles ont donné             zij hebben gegeven (meervoud)

Slide 6 - Tekstslide

De passé composé:
de uitzonderingen...
De volgende 3 werkwoorden eindigen niet op -er. Ze zijn dus onregelmatig.

Daarom moet je hier het volgende mee doen:
Stap 1 blijft hetzelfde: het hulpwerkwoord blijft avoir.
Stap 2: het voltooid deelwoord wordt:

être  --> été
       bijvoorbeeld: il a été
avoir --> eu
        bijvoorbeeld: elle a eu
faire --> fait       bijvoorbeeld: on a fait

Slide 7 - Tekstslide


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (être)

On _____ ___________ en vacances en Italie pendant les vacances.

Slide 8 - Open vraag


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (faire)

Il ____ ____________ beau et chaud.

Slide 9 - Open vraag


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (manger)
Nous ______ __________ des pâtes tous les jours.

Slide 10 - Open vraag


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (adorer)
Vous _______ _________ ça aussi?

Slide 11 - Open vraag