Voortplanting en seksualiteit B2 en 3

Thema 2: voorplanting en seksualiteit 
Het voortplantingsstelsels vrouw en man







Thema 2: Voortplanting en seksualiteit 

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2,3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 2: voorplanting en seksualiteit 
Het voortplantingsstelsels vrouw en man







Thema 2: Voortplanting en seksualiteit 

Slide 1 - Tekstslide

Regels 
Lachen elkaar niet uit!
Respecteren elkaar!
Er bestaan geen domme vragen/antwoorden! 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kunt de delen van het voortplantingsorganen van een man en vrouw benoemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt de menstruatiecyclus omschrijven. 
  • je kunt kenmerken van zaadcellen en eicellen benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Geslachtskenmerken die al bij geboorte aanwezig zijn..
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 4 - Quizvraag

Geslachtskenmerken die in de puberteit ontstaan zijn...
A
primaire geslachtskenmerken
B
secundaire geslachtskenmerken

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn primaire geslachtskenmerken van de vrouw?
A
Borsten en vagina
B
Vagina en schaamlippen
C
Bredere heupen en borsten
D
Ronde lichaamsvormen en vagina

Slide 6 - Quizvraag

Penis en balzak
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 7 - Quizvraag

Geslachtsorgaan van de vrouw
Baarmoeder: verblijfplaats van een baby
Eierstokken: 100 duizenden onrijpe eicellen.
Eicellen zijn vrouwelijke geslachtscellen.
De onrijpe eicellen zijn al aanwezig sinds de geboorte.

In de puberteit ontwikkelen deze onrijpe eicellen zich.

Vanaf de puberteit wordt ongeveer 1x per maand een eicel rijp= ovulatie of eisprong

Slide 8 - Tekstslide

Geslachtsorgaan van de vrouw
Eileider: vervoert de eicel naar de baarmoeder.
De eicel blijft na de ovulatie maar 12 tot 24 uur in leven. Hierna sterft deze af.

Als de eicel na de ovulatie wordt bevrucht door een zaadcel van een man, kan deze wel in leven blijven--> Bevruchting 

Urineblaas: verzamelplaats van urine 
Urinebuis: vervoert urine van urineblaas naar naar buiten. 
Vagina: opening naar de baarmoeder


Slide 9 - Tekstslide

Hoe noemen we nummer 3?
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok

Slide 10 - Quizvraag

Uitwendige geslachtsorgaan
Clitoris: gevoelig plek voor prikkels, die een fijn gevoel geven. 
Binnenste schaamlippen: gladde dunne huidplooien. In de wand liggen klieren die slijm produceren. 
Buitenste schaamlippen: gladde, dunne, behaarde plooien. Liggen om de binnenste schaamlippen. 
Maagdenvlies: randje weefsel voorin de vagina. --> geen dicht vlies, sommige worden ermee geboren en sommige niet. 


Slide 11 - Tekstslide

Clitoris 
clitoris: gevoelig plek voor prikkels, die een fijn gevoel geven.

clitoriseikel: buitenkant zichtbaar erg gevoelig
clitorishoed: huidplooi van de clitoriseikel

zwellichamen: als een vrouw seksueel opgewonden raakt, vullen deze zich met bloed. Hierdoor worden deze wat groter en steviger. 

Slide 12 - Tekstslide

Menstruatie 
Wand van de baarmoeder bestaat uit een dikke laag spieren. 
Deze is  van binnen bekleed met baarmoederslijmvlies.  
Dit slijmvlies bevat veel bloedvaten. 
Ong 1x per maand laat het baardmoederslijmvlies gedeeltelijk los. + bloed
Door samentrekkingen van de spierlaag wordt het slijmvlies met bloed afgevoerd = Menstruatie/ ongesteld zijn

Slide 13 - Tekstslide

De menstruatiecyclus 
Na de menstruatie wordt het baardmoederslijmvlies weer opgebouwd voor een mogelijke zwangerschap.
Ovulatie vindt ong 14 na de menstruatie plaats.
Als de eicel niet wordt bevrucht begint de menstruatie weer op de 29e dag. 
Eerste keren onregelmatig en na een aantal jaar regelmatig ongesteld.  

Slide 14 - Tekstslide

Om het slijmvlies en het bloed op te vangen zijn er: 
- maandverband
- tampons 
- menstruatie cup 

Slide 15 - Tekstslide

Hormonen
Hormonen zijn  stoffen die de werking van organen regelen. 
Hormoonklieren geven hormonen af aan het bloed. 
Hypofyse is een belangrijke hormoonklier voor de voorplantingsorganen. 
in de pubertijd begint de hypofyse stimulerende hormonen te produceren. 
Onder invloed van deze hormonen beginnen de eicellen in de eierstokken zich te ontwikkelen. // Overgang

Slide 16 - Tekstslide

Rond welke dag vindt de ovulatie plaats tijdens de menstruatiecyclus?
A
0
B
4
C
14
D
28

Slide 17 - Quizvraag

Voortplantingsorgaan man
Teelballen: produceren elke dag miljoenen zaadcellen (vanaf ong 13 jaar), in de balzak
*Tempratuur is hier iets lager, dat is gunstig voor de ontwikkelen van zaadcellen. 
Bijballen: hier worden de zaadcellen tijdelijk opgeslagen. 
Zaadleiders: vervoeren de zaadcellen naar de urinebuis
Zaadblaasje + prostaat: voegen vocht (voedingstoffen) toe aan de zaadcellen.
Vocht + zaadcellen= sperma 




Slide 18 - Tekstslide

Voortplantingsorgaan man
Urinebuis: loopt door tot de penis 
Eikel: top van de penis, erg gevoelig.
Voorhuid: dunne huidplooi, bedekt en beschermt de eikel. 
*om ontstekingen te voorkomen is het belangrijk de voorhuid wat terug te trekken en deze goed te reinigen. 

Bij sommige jongens wordt de voorhuid weggesneden: besnijdenis 
Redenen-->  hygiëne / godsdienst 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de functie van de bijballen?
A
Het tijdelijk opslaan van zaadcellen
B
Het maken van zaadcellen

Slide 20 - Quizvraag

Voorplantingsorgaan man
Een penis hangt meestal slap maar kan ook stijf en hard zijn= erectie 
Dit ontstaat door zwellichamen
Deze vullen zich met bloed waardoor de penis groter en steviger wordt. 

Rond ong. 13e jaar krijgt een jongen zijn eerste zaadlozing. (ejaculatie) 
Natte droom: zaadlozing van zelf in de nacht. 

Slide 21 - Tekstslide

Geslachtsgemeenschap: brengt de man zijn penis in de vagina van de vrouw. 
Door bewegingen wordt de eikel geprikkeld en ontstaat er een zaadlozing. (klaarkomen/ejaculatie)

sperma is kleverig en melkwit van kleur. 
D.m.v. zweepstaart kan een zaadcel zich voortbewegen. Bijvoorbeeld naar de baarmoeder en eileiders 'zwemmen'. 



Slide 22 - Tekstslide

Een ander woord voor de zaadlozing
A
Ejaculatie
B
Erectie

Slide 23 - Quizvraag

wat is de functie van de eierstokken?
A
daar vindt bevruchting plaats
B
daar vindt productie en rijping van de eicellen plaats
C
deze vervoert de eicellen naar de baarmoeder
D
hierin ontwikkelt zich de bevruchte eicel

Slide 24 - Quizvraag

eierstokken
De eileider
de baarmoeder
maagdenvlies
clitoris
Hier worden de eicellen gemaakt
Vervoert rijpe eicel richting baarmoeder
Hierin groeit het ongeboren kindje
randje slijmvlies aan begin van vagina
Gevoelig voor seksuele prikkels

Slide 25 - Sleepvraag

Waar worden
de zaadcellen gemaakt?
A
in de prostaat
B
in de bijballen
C
in het zaadblaasje
D
in de zaadballen

Slide 26 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 1?
A
eileider
B
vagina
C
baarmoeder
D
eierstok

Slide 27 - Quizvraag

Duurt de menstruatiecyclus ongeveer 28 dagen?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de functie van de eileiders?
A
vervoeren eicellen
B
maken eicellen

Slide 29 - Quizvraag

Een ander woord voor de EISPRONG
A
Ovulatie
B
Menstruatie

Slide 30 - Quizvraag

Kijk naar het plaatje.
Wat gebeurt er op dag 14 in deze menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 31 - Quizvraag

Aan de slag
Maken basisstof 1 en 2

Slide 32 - Tekstslide