2. Politiek juridische dimensie

Politiek-juridische dimensie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Politiek-juridische dimensie

Slide 1 - Tekstslide

POLITIEK-JURIDISCHE DIMENSIE
De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan politieke besluitvorming. 

Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). 

Maar ook om actuele, meer op issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals:
duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing.

Slide 2 - Tekstslide

Hiervoor is nodig dat een deelnemer inzicht heeft in de onderwerpen: 
  • Van belang en waarover politieke besluiten worden genomen
  • Verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan  
  • Verschillende belangen die daarbij een rol spelen. 

De student herkent en erkent de basiswaarden van onze samenleving zoals:
  • mensenrechten 
  • acceptatie van diversiteit (onder meer etnische, religieuze, seksuele en gender diversiteit), 
  • omgaan met waardendilemma’s 

hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in de meningsvorming en bij het handelen.

Slide 3 - Tekstslide

Kennis en inzicht
  • De kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, 
  • De rechtsstaat en het rechtssysteem, 
  • De rol van de overheid, 
  • De belangrijkste politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda’s, 
  • De rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, 
  • De invloed van de EU op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de samenleving, 
  • De rol en de invloed van de (massa)media. 

Slide 4 - Tekstslide

1. POLITIEK-JURIDISCHE DIMENSIE
1. Ik heb inzicht in een aantal maatschappelijke dilemma’s in dit land.
2. Ik (h)erken de normen en waarden van onze samenleving en handel hiernaar.
3. Ik heb inzicht in de werking van de parlementaire democratische rechtsstaat.
4. Ik ken de werking en het doel van de Europese Unie.
5. Ik kan feiten en meningen onderscheiden.
6. Ik kan een afweging maken tussen individuele belangen en collectieve belangen.
7. Ik kan overleggen en plannen in een groep.
8. Ik kan bijdragen aan besluitvorming in een groep.
9. Ik ken de politieke partijen in de gemeenteraad waar ik woon.
10. Ik kan via dialoog, discussie, debat of argumentatie een gesprek aangaan.

Slide 5 - Tekstslide

7. Ik kan overleggen en plannen in een groep.

Dit kan ik, want bij verschillende lessen binnen mijn opleiding heb ik moeten samenwerken. 
Tijdens deze samenwerking heb ik afspraken gemaakt over wanneer onderdelen af moesten zijn en ingeleverd. 
Met mijn groepsgenoten heb ik hierin dus "overlegd" en "gepland".

Maar ook bij mijn bij-baantje overleg en plan ik. Wanneer een collega vraagt of ik kan ruilen, moet ik in eerste instantie kijken of dit uitkomt. Daarna koppel ik dit terug naar mijn collega en maken we duidelijke afspraken.

Slide 6 - Tekstslide

Opfrissen van de politieke kennis

Slide 7 - Woordweb

wie zitten er in de Tweede Kamer
A
ministers
B
gekozen politieke partijen
C
100 politieke partijen
D
linkse partijen

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noemen we een stoel in de Tweede kamer?
A
Zetel
B
Fauteuil

Slide 9 - Quizvraag

Het parlement is hetzelfde als de Tweede Kamer
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat is politiek?
A
Keuzes maken
B
Alles wat we doen
C
de gemeente bellen
D
Iets met politie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de Tweede Kamer?
A
De Eerste Kamer controleren
B
De regering controleren
C
de Tweede Kamer controleren
D
ze doen alles in de politiek

Slide 12 - Quizvraag

Regering
A
Groep mensen die een land bestuurt.
B
De Tweede Kamer
C
De Eerste en Tweede kamer
D
De mensen die de koning controleren

Slide 13 - Quizvraag

Met welke woorden begint een Kamerlid die moet spreken in de Tweede kamer zijn verhaal?
A
Mevrouw de voorzitter...
B
Geachte leden van de tweede kamer...
C
mag ik even wat zeggen
D
ze beginnen gewoon met praten

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150

Slide 15 - Quizvraag

Uit welke personen bestaat het kabinet?
A
Minister-president en de andere ministers
B
Willem-Alexander en de staatssecretarissen
C
Leden van de tweede kamer
D
Ministers en staatssecretarissen

Slide 16 - Quizvraag

De volksvertegenwoordiging van de gemeente heet
A
Parlement
B
Provinciale staten
C
Gemeenteraad
D
Tweede Kamer

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de provinciale staten?
A
Eerste Kamer kiezen
B
Zorgen voor wegen en bruggen
C
Nieuwe natuur aanleggen
D
Paspoorten uitgeven

Slide 18 - Quizvraag

Welke laag van de overheid zorgt ervoor dat afval wordt opgehaald
A
Gemeente
B
Provincie
C
Landelijke overheid
D
Wijkraad

Slide 19 - Quizvraag

De Koning is GEEN onderdeel van
A
De regering
B
Het kabinet

Slide 20 - Quizvraag

Een groep van 150 mensen die in Nederland zijn gekozen om de regering te controleren en wetten te maken is de:
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Provinciale Staten
D
Gemeenteraad

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel zetels hebben de coalitiepartijen nodig om te regeren?
A
51
B
76
C
101
D
150

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel jaar zit er tussen verkiezingen
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 23 - Quizvraag

Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder mogen stemmen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Uit welke personen bestaat de regering?
A
Geen idee, ik zat niet op te letten
B
Willem-Alexander, Maxima en Rutte
C
Willem-Alexander en alle ministers
D
Willem-Alexander en alle staatssecretarissen

Slide 25 - Quizvraag

Uit welke personen bestaat het kabinet?
A
Minister-president en de andere ministers
B
Willem-Alexander en de staatssecretarissen
C
Leden van de tweede kamer
D
Ministers en staatssecretarissen

Slide 26 - Quizvraag

Als de koning iets onaardigs zegt over Trump dan is... verantwoordelijk
A
de koning zelf
B
het hele kabinet
C
alleen de minister president
D
Maxima

Slide 27 - Quizvraag

Wie heeft meer verantwoordelijkheden?
Ministers of staatssecretarissen?
A
Staatssecretarissen
B
Beiden evenveel
C
Ministers
D
Geen van beiden

Slide 28 - Quizvraag

De minister-president van Nederland is nu...
A
Geert Wilders
B
Lodewijk Asscher
C
Mark Rutte
D
Sybrand Buma

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150

Slide 30 - Quizvraag

Het parlement in Nederland is hetzelfde als de Tweede Kamer
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

De Eerste en Tweede Kamer heten samen ook wel de Staten-Generaal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer?
A
45
B
55
C
65
D
75

Slide 33 - Quizvraag

Door wie worden de leden van Eerste Kamer gekozen?
A
Door de gemeenteraad
B
Direct door het volk
C
Door de Provinciale Staten
D
Door de Tweede Kamer

Slide 34 - Quizvraag