BTZ 4 maart

4 maart
 Wereldobesitasdag| Luizendag | Engineering Dag voor Duurzame Ontwikkeling | Dag van de Ingenieur | Dag van het Plakboek | GM Dag | Dag van de Strijd tegen Seksuele Uitbuiting | Werelddagen Duurzame Energie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4 maart
 Wereldobesitasdag| Luizendag | Engineering Dag voor Duurzame Ontwikkeling | Dag van de Ingenieur | Dag van het Plakboek | GM Dag | Dag van de Strijd tegen Seksuele Uitbuiting | Werelddagen Duurzame Energie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Huiswerkopdrachten: spelling en oefenexamen
Uitleg examen spreken en gesprekken en beoordeling daarvan
Studiemeter: verder werken aan openstaande opdrachten
Inschrijven in schema examenmomenten

Slide 2 - Tekstslide

Het examen Spreken
  • Je houdt een betoog/presentatie over een stelling
  • Duur: minimaal 6 minuten, maximaal 8 minuten. Korter dan 6 minuten? Dan mogen we het niet beoordelen
  • Tijdens het examen alleen steekwoorden bij de hand 
  • PowerPoint/Prezi/etc. ter ondersteuning is aan te raden!

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over een betoog?

Slide 4 - Woordweb

Betoog
Doel = publiek overtuigen van je standpunt

  • standpunt = mening over onderwerp of vraagstuk
  • je onderbouwt je standpunt met argumenten




Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Stelling: Alcoholreclame moet verboden worden

  • standpunt: voor de stelling
  • argument: het is reclame voor iets ongezonds


Slide 6 - Tekstslide

Stelling: Alcoholreclame moet verboden worden
Argument: Het is reclame voor iets ongezonds
Uitleg: Reclame heeft als doel mensen meer van een product te laten kopen. Van alcoholreclame krijg je dus zin om bijvoorbeeld wijn te drinken. Dat is erg, want alcohol is slecht voor je gezondheid.
Voorbeeld: Stel: in een reclame heb je de laatste tijd vaak Jillz voorbij zien komen. Daardoor denk je nu eerder aan Jillz en ben je sneller geneigd om dat te kopen. Je kiest dus eerder voor een ongezonde optie.
 

Slide 7 - Tekstslide

Opbouw betoog
Je betoog moet een heldere structuur bevatten. Dit kun je doen door je betoog in 3 onderdelen op te bouwen:
  • kop
  • romp
  • staart

Slide 8 - Tekstslide

Welke informatie zou je in de kop (inleiding) terug laten komen?

Slide 9 - Open vraag

Kop (inleiding)
  • Aandacht publiek trekken (citaat, anekdote, actualiteit)
  • Introductie van jezelf
  • Geef aan waar je presentatie over gaat
  • Noem je gekozen stelling

Slide 10 - Tekstslide

Romp (middenstuk)
  • Leg uit waarom je deze stelling gekozen hebt
  • Geef je standpunt (voor of tegen de stelling)
  • Minimaal 2 argumenten voor je standpunt + onderbouwing + voorbeeld
  • Minimaal 2 argumenten tegen de stelling. Weerleg deze met tegenargumenten
  • Geef een advies of verwachting van de toekomst 

Slide 11 - Tekstslide

Staart (slot)
  • Herhaal standpunt + 1 of meerdere argumenten
  • Geef een samenvatting/conclusie
  • Uitsmijter (slotzin)

Slide 12 - Tekstslide

1. Stelling -
2. Standpunt -
3. Argument -
4. Tegenargument -
5. Weerlegging -
Mobiele telefoons moeten verboden worden in klas.
Ik vind dat mobiele telefoon verboden moeten worden in de klas
Allereerst heeft onderzoek aangetoond dat het gebruik van mobiele telefoons slecht is voor de sociale sfeer in de klas.

Maar jongeren geven aan dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het gebruik van hun mobiele telefoon. Zij kunnen zelf wel inschatten wanneer ze deze wel of niet moeten gebruiken.
In de praktijk blijkt dat de concentratie van studenten veel minder is als ze continue hun mobiele telefoon bij de hand hebben. Zij hebben zelf niet eens door welke informatie ze van de lessen missen. Dit heeft dan weer negatieve invloed op de cijfers

Slide 13 - Sleepvraag

Spreekschema
Inleiding
Opening: actualiteit, anekdote, citaat
Introductie
Stelling noemen
Middenstuk
Argument voor
Argument voor
Argument tegen + weerlegging
Argument tegen + weerlegging

Slot
Herhaal standpunt + 1 of meerdere argumenten
Conclusie/samenvatting
Uitsmijter

Slide 14 - Tekstslide

Beoordelingscriteria Spreken 3F
Is het spreekproduct voldoende adequaat?
1. Opdrachtspecifieke inhoudskenmerken
2. Samenhang
3. Doel
4. Publiek
5. Woordenschat
6. Vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing

Slide 15 - Tekstslide

Wat lijkt jou het moeilijkste onderdeel?
Inhoud
Samenhang
Afstemming op doel
Afstemming op publiek
Woordenschat en woordgebruik
Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

Slide 16 - Poll

Zijn er nog vragen?

Slide 17 - Tekstslide

1. Inhoud
  • De kandidaat leidt het onderwerp in.
  • De kandidaat benoemt zijn/haar standpunt.
  • De kandidaat onderbouwt zijn/haar mening met  argumenten.
  • De kandidaat bedenkt een tegenargument en weerlegt dit.
  • De kandidaat trekt tot slot een conclusie.

Slide 18 - Tekstslide

2. Samenhang
  • Maakt gebruik van signaal- en verbindingswoorden om zinnen te verbinden tot een heldere, samenhangende tekst. 

  • Kan, indien nodig, het publiek de opbouw en structuur duidelijk maken en volgt deze ook.

Slide 19 - Tekstslide

3. Doel
Kan tijdens een presentatie verschillende doelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen).

Slide 20 - Tekstslide

4. Publiek
  • Kiest in formele en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant. Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.

  • Kan spontaan afwijken van een voorbereidende tekst en ingaan op belangwekkende punten die vanuit het publiek worden aangedragen.

Slide 21 - Tekstslide

5. Woordgebruik en woordenschat
  • Beschikt over een goede woordenschat.

  • Kan variëren in de formulering.

  • Trefzekerheid in de woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor.

Slide 22 - Tekstslide

Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
  • Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica.

  • Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen.

  • Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo; hoewel er tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, aarzelingen voorkomen, zijn er weinig, overigens niet storende pauzes.

Slide 23 - Tekstslide