T6B1 + B2

Thema 6 Duurzaam leven
B1 - De mens en het milieu
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Duurzaam leven
B1 - De mens en het milieu

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt zes manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu.
Je kunt de belangrijkste milieuproblemen en hun oorzaken noemen. 
Je kunt de mogelijke tegenmaatregelen voor milieuproblemen noemen. 
Je kunt uitleggen wat duurzame ontwikkeling is.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Invloeden op het milieu 
Mensen hebben ook invloed op het milieu en ze veranderen het milieu. Hierdoor ontstaan milieuproblemen. Drie soorten milieuproblemen:

1. Vervuiling: toevoegen van schadelijke stoffen. 
2. Uitputting: te veel stoffen uit het milieu halen. 
3. Aantasting: Natuurgebieden verdwijnen door bijv. landbouw, woningen. 

Slide 4 - Tekstslide

Oorzaak milieuproblemen
De belangrijkste oorzaken
van milieuproblemen zijn
- overbevolking
- manier van leven van de
mens. 

Slide 5 - Tekstslide

Milieuproblemen
Klimaatverandering

Biodiversiteit

Ontbossing


Slide 6 - Tekstslide

Klimaatverandering
Klimaatverandering = langdurige verandering van het weer (gedurende tientallen jaren).

Gevolgen van de klimaatverandering zijn :
• Vaker extreme weersomstandigheden, zoals hevige stormen en droogte.
• Stijging van de zeespiegel, waardoor laaggelegen gebieden overstromen.

Slide 7 - Tekstslide

Afname van de biodiversiteit
Biodiversiteit
Op aarde leven heel veel verschillende soorten planten en dieren.
Door aantasting van het milieu is er steeds minder natuur. Daardoor verdwijnen er planten- en diersoorten. De biodiversiteit neemt dus af.

Slide 8 - Tekstslide

Ontbossing = het verdwijnen van bossen door kappen of platbranden.

Slide 9 - Tekstslide

Duurzaam / duurzaamheid
Duurzaam/duurzaamheid betekent dat mensen manieren bedenken om zuinig met de aarde wordt omgegaan dat er voor de volgende generatie ook nog een leefbare aarde is. 

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten
Maken 6.1 opdracht 1 t/m 7 (blz. 173)

Slide 11 - Tekstslide

Thema 6 Duurzaam leven
B2 - Voedselproductie

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt manieren benoemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen. 
Je kunt uitleggen wat erfelijke eigenschappen zijn.
Je kunt beschrijven hoe je erfelijke eigenschappen van een organisme kunt veranderen om er de voedselproductie mee te vergroten.

Slide 13 - Tekstslide

Soorten landbouw
Door het klimaat is Europa geschikt voor landbouw. 
Er zijn verschillende soorten landbouw.

        akkerbouw                                    veeteelt                                             tuinbouw
voedingsgewassen                 landbouwhuisdieren                   voedingsgewassen

Slide 14 - Tekstslide

Monocultuur
Monocultuur: grote akker met één soort gewas.

  • Voordelen: Het bewerken van de bodem gaat gemakkelijk met grote machines, goedkoop, brengen veel op.
  • Nadelen: bodem raakt snel uitgeput. Veel kans op plagen. Veel chemische bestrijdingsmiddelen. gebruikt.

Slide 15 - Tekstslide

Akkerbouw
Groot, veel grond
Monocultuur= een soort gewas. 
  • Voordelen: één soort machine nodig. 
  • Nadelen: Insectenplagen 
                           Ziektes kunnen verspreiden
                    
Bestrijdingsmiddelen gebruiken om gewassen te beschermen tegen plagen en ziektes


Slide 16 - Tekstslide

Veeteelt
Veeteelt = produceren van dierlijke voedings-middelen (eieren, melk, vlees)

Intensieve veehouderij
  • Voordelen: weinig grond, veel dieren, veel productie
  • Nadelen: dierwelzijn (krachtvoer, kans op ziekten, produceren veel mest (mestoverschot), ruimte

Slide 17 - Tekstslide

Tuinbouw
Vroeger open grond. Nu kassen
  • Voordelen: hele jaar door ook gewassen die normaal niet in Nederland groeien
  • Nadelen: hoog elektriciteit gebruik, duur, ziekteverwekkers

Slide 18 - Tekstslide

Bemesting
Planten hebben mineralen uit de grond nodig om te groeien. Door de monocultuur raken die op --> bemesting zorgt voor nieuwe mineralen.

Stalmest: Reducenten breken de stalmest af, waardoor mineralen vrijkomen. 
Kunstmest: gemaakt in een fabriek. Er kunnen precies de juiste hoeveelheid mineralen worden toegevoegd, zodat gewassen goed kunnen groeien. 

Nadeel: planten nemen niet alles op. Het restant komt in de bodem en in het grondwater terecht. 



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Bodembewerking
Door bodembewerking (ploegen) komt er meer zuurstof in de bodem. 
  • De bodem wordt luchtiger.
  • Planten kunnen beter water en mineralen opnemen.
  • Wortels kunnen beter de bodem doordringen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video




Veredeling
  • Kunstmatige selectie (door de mens)
  • Net zo lang kruisen tot er planten uitkomen met de meest gunstige eigenschappen



Genetische modificatie (GM) - transgeen
  • Aan de bestaande erfelijke eigenschappen van een soort worden erfelijke eigenschappen van een andere soort toegevoegd. (bijv grotere gewassen, zonder ziektes)


Boeren willen graag planten en dieren die veel voedsel produceren --> kiezen voor dieren met gunstige erfelijke eigenschappen.

Slide 24 - Tekstslide

Veredeling bij dieren

Kunstmatige inseminatie (KI)




Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten
Maken 6.2 opdracht 1 t/m 10 (blz. 183)

Slide 26 - Tekstslide