H3 Water 3.1 IJs, water en waterdamp. B1HV

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Kristallen kunnen heel klein zijn, maar ook centimeters groot. 
  • En in sommige gevallen wel meters hoog.
3.1 IJs, water, waterdamp

Slide 2 - Tekstslide

3.1 IJs, water, waterdamp
Soorten neerslag
ijzel

Slide 3 - Tekstslide

Het deeltjesmodel: afspraken
  • Iedere stof is opgebouwd uit heel kleine deeltjes: moleculen
  • Elke soort stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen. 
  •  Moleculen bewegen voortdurend, de snelheid hangt af van de temperatuur. 
  • Moleculen trekken elkaar aan.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

H3.1 IJs, water en waterdamp
  6 min - Introductie maken
25 min - Uitleg lessonup par 1
10 min - Lezen H3.1 boek
15 min - Opdrachten maken schrift
15 min - Opdrachten bespreken.
20 min - Huiswerk maken schrift                     
             Filmpjes uitleg / classroom

Wat heb je nodig? Potlood, schrift, boek en chromebook.

Slide 25 - Tekstslide

Ga naar magister, leermiddelen en open nova max.
H3 water: Introductie (6 min)
Maak deze 8 opdrachten 
timer
6:00000
Ben je klaar? Doe je chromebook dicht!

Slide 26 - Tekstslide

Maak aantekeningen tijdens de les!
  • Schrijf boven aan een nieuwe bladzijde:
  • Aantekening H3
  • H3.1 IJs, water en waterdamp
  • Maak van de filmpjes en van de uitleg aantekeningen.

Slide 27 - Tekstslide

Het doel van de les!
-Je leert in deze les de drie fasen van water.
-Je leert in deze les wat het deeltjesmodel is.
-Je leert in deze les wat een vaste stof is.
-Je leert in deze les wat een vloeistof is.
-Je leert in deze les wat een gas is.
-Je leert in deze les wat kristallen zijn.
-Je kan verschillende soorten neerslag beschrijven.

Slide 28 - Tekstslide

Vast, vloeibaar en gasvormig
Water komt voor in drie vormen:
  1. IJs:                 Vast (s)
  2. Water:            Vloeibaar (l)
  3. Waterdamp:   Gas (g)
Welke fasen zie je in de foto van de fluitketel?

Slide 29 - Tekstslide

  • Alles bestaat uit moleculen
  • Moleculen bewegen altijd

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Vast
Vloeibaar
Gas
Zeewater
Waterdamp
Rijp
Mist
Wolk
Stoom
IJsklontje
IJzel

Slide 32 - Sleepvraag

Slide 33 - Tekstslide

Hoe ontstaan sneeuwvlokken?
A
Sneeuwvlokken zijn bevroren waterdruppels
B
Waterdamp wordt een ijskristal en dat is hetzelfde als een sneeuwvlok
C
Een stofdeeltjes wordt omgeven door ijsdeeltjes. Waar waterdruppels aan vast vriezen.
D
Het is zachtgeworden hagel.

Slide 34 - Quizvraag

Bij welke temperatuur ontstaan sneeuwvlokken?
A
Bij min 12 graden Celsius.
B
Rond het vriespunt 0 graden Celsius.
C
Bij 3 graden Celsius.
D
Bij min 20 graden Celsius

Slide 35 - Quizvraag

Hoeveel verschillende soorten sneeuwvlokken zijn er?
A
zes
B
ongeveer een miljoen
C
Ontelbaar
D
een

Slide 36 - Quizvraag

Welke vorm heeft een sneeuwvlok?
A
6-hoekig
B
3 - hoekig
C
verschillend
D
5-hoekig

Slide 37 - Quizvraag

Waarom heeft een sneeuwvlok die vorm?
A
Door het stofdeeltje, die zijn 6- kantig.
B
Door de watermoleculen.
C
Dat is de meest voorkomende vorm in de natuur.
D
Zonder reden, toeval.

Slide 38 - Quizvraag

Wanneer blijft de sneeuw liggen?
A
Als het droog is.
B
Als er dikke vlokken vallen.
C
Als het in de lucht koud genoeg is.
D
Als het op de grond koud genoeg is.

Slide 39 - Quizvraag

Soorten neerslag

Slide 40 - Woordweb

Bij neerslag vallen ijskristallen of waterdruppels uit de wolken. Er zijn verschillende soorten neerslag:
Motregen is een soort regen. De regendruppels zijn alleen een stuk kleiner. Je noemt regen motregen als de regendruppels kleiner zijn dan 0,5 millimeter. De meeste motregen valt niet op de grond maar is al voor die tijd verdampt.
Regen is een vorm van neerslag. Voor regen heb je wolken nodig. Er vallen dan druppels water uit de wolken. Dit maakt onderdeel uit van de waterkringloop. Regen bestaat uit water
IJzel is sterk afgekoelde regen die bevries zodra hij ergens mee in aanraking komt. IJzelvorming gaat vaak gepaard met harde wind en heel lage temperaturen.
Als het vriest in de lucht, vormt er om een stofdeeltje een ijskristal. Onderweg naar beneden, botsen deze kristallen tegen elkaar en tegen waterdruppeltjes, die blijven plakken en krijg je een sneeuwvlok.
Nevel zijn kleine waterdruppeltjes in de lucht. De waterdruppeltjes zijn duizend keer kleiner dan gewone regendruppels. Door de kleine regendruppeltjes is het zicht niet zo goed. De kleine waterdruppeltjes condenseren op het stof dat in de lucht zweeft.
ij mist zweven kleine waterdruppeltjes in de lucht. Mist ontstaat als hele vochtige lucht afkoelt (bij zonsondergang of zonsopkomst). Het kan ook ontstaan als koude en warme vochtige lucht zich met elkaar mengen.  De waterdamp in de lucht condenseert dan tot kleine waterdruppeltjes. Mist vormt dan een heel laag wolkendek.
Rijp is een wit laagje bevroren water op voorwerpen en op planten. Rijp ontstaat 's nachts als voorwerpen snel kouder worden. De waterdamp op de voorwerpen bevriest dan. Het worden dan kleine ijskristallen
Dauw is een vorm van neerslag. Dauw zijn kleine druppeltjes water die je in de ochtend en avond op voorwerpen vindt. Als de voorwerpen afkoelen omdat ze hun warmte uitstralen dan condenseert de waterdamp in de lucht tot druppeltjes.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Ga aan de slag! In stilte.


Lees de tekst           

Maak opgaven     t/m     
timer
1:00

Slide 43 - Tekstslide