naamvallen ivio klas 3

Naamvallen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Naamvallen

Slide 1 - Tekstslide

mannelijk (der)
vrouwelijk (die)
onzijdig (das)
meervoud
(die)
mannelijke personen/dieren
Der Lehrer
der Arzt
der Stier
der Kater
vrouwelijke personen/dieren
die Lehrerin
die Ärtzin
die Kuh
die Katze
veel (niet alle) NL "het  woorden "
Das Buch, das Kind
alle woorden in het meervoud
alle dagen, maanden, jaargetijden
der Januar, der Montag, der Frühling
woorden die eindigen op:
-heit, -keit, -schaft, -ung, -ei, ion
die Freiheit
die Meisterschaft
woorden die eindigen op -chen, -lein
Das Mädchen




zelfst nw met een stam van een werkwoord
der Anfangen (anfangen)
der Blick (blicken)
veel (niet alle) woorden die eindigen op -e
Die Sonne

Slide 2 - Tekstslide

Welches Tier (o) bekommt diesen Ball (m)?
persoonsvorm:
bekommt (krijgt)

Wie krijgt? ->
Welches Tier = onderwerp/ 1e naamval

Wat wordt er gekregen? 
diesen Ball =
lijdend vw/ 4e naamval

Slide 3 - Tekstslide

Meine Mutter gibt dem Kind ein- Eis.
persoonsvorm:
gibt (geeft)

Wie geeft? ->
Meine Mutter = onderwerp/ 1e naamval

Wat wordt er gegeven? 
ein Eis =
lijdend vw/ 4e naamval

Wie krijgt EIN EIS?
dem Kind =
meewerkend vw/ 3e naamval

Slide 4 - Tekstslide

Ich komme mit dem Bus.
mit = voorzetsel 3e naamval

Slide 5 - Tekstslide

   Welches Buch hat meine Mutter gelesen?
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval
Welches Buch
Meine Mutter

Slide 6 - Sleepvraag

 Dem Lehrer habe ich einen Brief geschrieben.
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval
dem Lehrer
einen Brief
Ich

Slide 7 - Sleepvraag

Gebruik het schema
stappenplan
1. ontleden of voorzetsel?
2. der  of ein groep
3. mannelijk / vrouwelijk/ onzijdig / meervoud.
Mein.... Hund (m) ist sehr lieb.

Slide 8 - Tekstslide

Ich suche (een)....... neues Handy(o).

Slide 9 - Open vraag

Ich gebe (deze).. Kind (o) eine Cola.

Slide 10 - Open vraag

Ich hole (hem) .......morgen ab.

Slide 11 - Open vraag

Das sind meine Kinder. Ich schenke (hen)..... Schokolade.

Slide 12 - Open vraag

Wir danken d.....Direktor (m)

Slide 13 - Open vraag

Das Auto fährt durch d.... Stadt (v)

Slide 14 - Open vraag

Es gibt hier kein.... Bier (o)

Slide 15 - Open vraag

Wir gratulieren d... Kinder... (mv)

Slide 16 - Open vraag