Leren voor de toets
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Translate class
Slide 4 - Open vraag
Translate something
Slide 5 - Open vraag
Translate mood
Slide 6 - Open vraag
Translate nobody
Slide 7 - Open vraag
Translate teacher
Slide 8 - Open vraag
Translate trouble
A
stress
B
gevaar
C
probleem
D
problemen
Slide 9 - Quizvraag
Translate afternoon
A
Middag
B
Dag
C
Ochtend
D
Avond
Slide 10 - Quizvraag
Translate principal
A
Leerling
B
directeur
C
conciërge
D
Kiezen
Slide 11 - Quizvraag
Translate rule
Slide 12 - Open vraag
Translate different
A
Anders
B
Vrijdag
C
Differentiëren
D
Autorijden
Slide 13 - Quizvraag
Translate compare
Slide 14 - Open vraag
Translate test
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Translate butcher
A
Koken
B
Slager
C
Precies
D
Verkoper
Slide 17 - Quizvraag
Translate flowers
Slide 18 - Open vraag
Translate breakfast
A
Avondeten
B
Chips
C
Vers
D
Ontbijt
Slide 19 - Quizvraag
Translate choice
A
Snijden
B
Maaltijd
C
Keuze
D
Gezond
Slide 20 - Quizvraag
Translate bacon
Slide 21 - Open vraag
Translate sauce
Slide 22 - Open vraag
Translate delicious
A
Pindakaas
B
Saus
C
Taart
D
Heerlijk
Slide 23 - Quizvraag
Translate mushroom
A
Paddenstoel
B
Champignon
C
Hele
D
Verschillende
Slide 24 - Quizvraag
Translate vegetarian
Slide 25 - Open vraag
Translate salesman
Slide 26 - Open vraag
Translate dairy products
Slide 27 - Open vraag
Translate shopping basket
A
Winkelmandje
B
Baard
C
Winkel karretje
D
Grote kar
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Translate whole
