zien

Paragraaf 3.2
Zien
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3.2
Zien

Slide 1 - Tekstslide

wat zie je aan de buitenkant van je ogen


je ziet alleen het voorste deel van je oogbollen

Slide 2 - Tekstslide

Iris
• iris: gekleurde gedeelte, in de iris zit een opening: de pupil
• het licht gaat door de pupil heen
• om de iris ligt het oogwit

Slide 3 - Tekstslide

• wenkbrauwen, oogleden en wimpers beschermen je ogen tegen stof en zweet

Slide 4 - Tekstslide


  • boven je oog zit de traanklier
  • in de traanklier wordt traanvocht gemaakt
  • bij het knipperen wordt er traanvocht over je ogen verspreid, je ogen drogen niet uit en spoelen kleine vuiltjes weg
  • werkt ontsmettend
  • zoute traanvocht ontsmet, minder kans op ooginfecties door bacteriën

Slide 5 - Tekstslide

• vocht en vuiltjes worden door de traanbuis afgevoerd naar je neus
• je kunt de twee openingen van de traanbuis zien
• bij huilen maakt de traanklier heel veel traanvocht, traanbuisjes stromen dan over

Slide 6 - Tekstslide

Hoe werken je ogen
  • 3 lagen

  • buitenste laag: harde
       oogvlies
  • middelste laag: vaatvlies
  • binnenste laag: netvlies
  • oog is opgevuld met het
        glasachtig lichaam

Slide 7 - Tekstslide

Harde oogvlies
  • buitenste vlies van je oogbol
  • wit(oogwit), stevig,
beschermt alles wat in je
oog ligt
  • gedeelte voor de iris is
doorzichtig: hoornvlies
  • licht komt door het
hoornvlies naar binnen

Slide 8 - Tekstslide

Vaatvlies
  • middelste laag
  • hierin zitten bloedvaatjes
  • via bloed- alle stoffen die het
       oog nodig heeft
  • voorkant van je oog is het
       gekleurd = iris

  • iris-opening in vaatvlies= pupil,     hier komt licht doorheen

Slide 9 - Tekstslide

rode ogen
op foto's zie je soms rode ogen, dit is het vaatvlies.

Slide 10 - Tekstslide

Netvlies
  • binnenste vlies en is het lichtzintuig
  • lichtgevoelige zintuigjes die de prikkel licht opvangen
  • licht valt op een boom-wordt teruggekaatst-komt je oog binnen via hoornvlies en pupil-lens maakt op het netvlies er een scherp beeld van de boom-licht prikkelt de lichtgevoelige zintuigjes-lichtprikkels worden omgezet in impulsen- impulsen door oogzenuw naar de hersenen- dan zie je pas wat je ziet

Slide 11 - Tekstslide

Gele vlek
  • plaats recht achter de pupil
  • hiermee zie je het best, hier
       zitten namenlijk de meest
       lichtgevoelige zintuigen

Blinde vlek: hier ziet de oogzenuw vast aan de oogbol, hier zit geen netvlies met zintuigcellen

Slide 12 - Tekstslide

oogspieren
• oogbollen zitten met spieren
vast aan de oogkassen.
• door de spieren kan je oog
alle kanten opdraaien
• oogkassen zijn opgevuld met
vetweefsel, dit vet vormt een
stootbuffer voor de oogbollen

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

hoe krijgen je ogen steeds genoeg licht
  • pupillen worden groter en
kleiner door twee soorten spiertjes in de iris.
  • pupil groter door weinig licht, lengtespiertjes trekken samen er komt dan meer licht op je netvlies, hierdoor kun je toch nog wat zien bij weinig licht
  • pupil kleiner door veel licht, kringspiertjes trekken samen. netvlies wordt dan niet beschadigd,wordt beschermd tegen te veel licht
  • pupil reflex= groter en kleiner maken van je pupillen

Slide 15 - Tekstslide

Waardoor zie je scherp
  • lens maakt het beeld scherp
op je netvlies
  • beeld is veel kleiner en op z'n
kopen in spiegelbeeld
  • hersenen vertalen het beeld
  • je ziet nu ware grootte en
rechtop

Slide 16 - Tekstslide

  • je ziet niet alleen van dichtbij scherp, ook van veraf.
  • dit kan doordat je je ooglens boller en platter kunt maken. 
  • de lens kan van vorm veranderen doordat hij elastisch is.

Slide 17 - Tekstslide

scherp zien
    bolle lens
    voorwerp van dichtbij scherp
    platte lens: 
    voorwerp van veraf scherp

    accommoderen:
    het platter en boller maken van de ooglens


    Slide 18 - Tekstslide

    accommonderen
    gebeurt door een kringspier die om de lens zit: het straallichaam
    • lens hangt aan lensbandjes in het straallichaam, samen zorgen ze ervoor dat de lens boller en platter kan worden.
    • dichtbij zien: straallichaam samengetrokken - lensbandjes slap - lens boller
    • veraf zien: straallichaam ontspant - lensbandjes strak - lens platter
    • nabijheidspunt: het dichtsbijzijnde punt waarop je een voorwerp nog net scherp kunt zien

    Slide 19 - Tekstslide

    Hoe zie je diepte?
    • diepte zie je doordat je met twee ogen kijkt
    • rechteroog zie je iets anders dan linkeroog
    • hersenen voegen deze beelden samen
    • diepte zien is noodzakelijk
           bij het inschatten van afstand diepte zien
            =     3D kijken

    Slide 20 - Tekstslide

    wanneer heb je een bril nodig?
    • niet scherp ziet
    • twee oorzaken:
    - ooglens kan zich niet goed
    plat of bol maken
    - vorm van je oogbol is niet
    goed
    • jonge mensen vaak
    verkeerde vorm

    Slide 21 - Tekstslide

    Verziend = oogbol te kort
    • oogbol kort: alleen verte scherp = verziend
    • plaatje 1: 
    bij dichtbij dan het scherpe beeld valt achter het netvlies, beeld op netvlies is onscherp
    • plaatje 2: 
    bril met bolle lenzen (+bril)
    bolle lenzen laten de lichtstralen meer bij elkaar komen zodat het beeld wel op het netvlies valt

      Slide 22 - Tekstslide

      Bijziend = oogbol is te lang
      plaatje 3: oogbol te lang, alleen van dichtbij zie je scherp, scherpe beeld valt voor het netvlies, beeld is dan wazig (bijziend)
      plaatje 4:bril met holle lenzen(-bril)
      De holle lenzen buigen de lichtstralen wat uit elkaar. daardoor komt het beeld, als je in de verte kijkt, wel goed op het netvlies terecht.

      Slide 23 - Tekstslide