Unidad 5

Unidad 5
¿Dónde están las llaves? 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unidad 5
¿Dónde están las llaves? 

Slide 1 - Tekstslide

¿Cómo se llama esta habitación/este cuarto de la casa?

Slide 2 - Tekstslide

Vocabulario: ejercicio 3
el fregadero = de gootsteen
el lavabo = de wastafel
la alfombra = het tapijt, vloerkleed
el cuadro = het schilderij
la bañera = de badkuip
el frigorífico = de koelkast

Slide 3 - Tekstslide

Vocabulario ejercicio 4
En la terraza hay muchas plantas.
En la terraza no hay un frigorífico.
En el recibidor hay una puerta.
En el recibidor no hay una televisión.
En el cuerto de baño hay una ducha.
En el cuaro de baño no hay una televisión.
En el jardín hay un árbol.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Los objetivos de la clase
Ik kan de verschillende delen van een huis benoemen.
Ik kan de meubels in een vertrek benoemen.
Ik kan de werkwoorden op -er/-ar/-ir vervoegen.
Ik kan verschillende vakantieaccomodaties.


Slide 6 - Tekstslide

¿Qué hay en el dormitorio?

Slide 7 - Tekstslide

Prueba verbos regulares
1. ik praat
2. wij eten
3. hij woont
4. U praat
5. jullie eten
6. Mijn ouders en ik wonen
7. jij praat
8. Pablo eet
9. zij wonen
10. Pedro en Carmen praten

Slide 8 - Tekstslide

Vocabulario: ejercicio 7
1) el alojamiento = de accomodatie (verblijfplaats)
1) la rueda = het wiel
1) / 5) viajar, el viaje = reizen, de reis
 2) los jóvenes = de jongeren
2) alojar = herbergen, verblijven
2) / 3) el espacio, el lugar = de ruimte, de plek
 3) cultivar = telen, kweken
3) criar = grootbrengen
5) el barco = de boot

Slide 9 - Tekstslide

Los objetivos de la clase
Ik kan de verschillende delen van een huis benoemen.
Ik kan de meubels in een vertrek benoemen.
Ik kan de werkwoorden op -er/-ar/-ir vervoegen.
Ik kan verschillende vakantieaccomodaties benoemen.
Ik kan uit een luisterfragment de belangrijkste informatie halen.


Slide 10 - Tekstslide

Vocabulario: Ejercicio 10
decidir = besluiten
Inglaterra = Engeland
ir de camping = kamperen
la tienda de campaña = de tent
Santander = een plaats in Noord-Spanje
Escocia = Schotland

Slide 11 - Tekstslide

Los objetivos de la clase
Ik kan de verschillende delen van een huis benoemen.
Ik kan de meubels in een vertrek benoemen.
Ik kan de werkwoorden op -er/-ar/-ir vervoegen.
Ik kan verschillende vakantieaccomodaties benoemen.
Ik kan uit een luisterfragment de belangrijkste informatie halen.
Ik kan aangeven WAAR iets zich bevindt.

Slide 12 - Tekstslide

Las preposiciones
in
achter
naar, aan
voor
van 
naast
met 
door
zonder 
op
onder

Slide 13 - Tekstslide

So Unidad 5
Leerstof:
Vocabulario S-N 1 t/m 50 (pág. 107)
Las frases de Unidad 5 1 t/m 7 (pág. 115)
Gramática: 
* vervoeging van de regelmatige werkwoorden op -ar, -er en ir
* vervoeging van ser, tener, llamarse en querer
* vervoeging van estar

Slide 14 - Tekstslide

Gramática: ejercicio 5


la pared = de muur
En el salón de mi/nuestra casa hay ....

Noem minstens 3 meubelstukken en vertel waar die meubelstukken staan/liggen.

Slide 15 - Tekstslide

Mi casa ideal
Mi casa ideal está cerca de la playa en el sur de España.
Es una casa rural no muy grande en un pueblo pequeño. 
En la casa hay tres dormitorios y dos cuartos de baño.
En la cocina hay una mesa grande con 8 sillas.
La casa tiene dos pisos y un jardín grande con muchas plantas y flores y muchos árboles.
También tiene una terraza grande con una chimenea.

Slide 16 - Tekstslide

Verbos (ir)regulares 
1. escribir: Yo .............................. en mi cuaderno.
2. buscar: El perro ........................ el hueso.
3. visitar: Mis padres ....................... Amsterdam.
4. comer: Mis amigos y yo .................... a las siete.

5. ser: Las mesas ...... verdes.
6. estar: ¿Vosotros ................. en el restaurante?

Slide 17 - Tekstslide

Hay
1. Er staan 4 stoelen en een tafel in de eetkamer.
2. In mijn ideale huis zijn er 4 slaapkamers, een keuken, een hal en een badkamer.

Slide 18 - Tekstslide

Plaatsaanduidingen
De school is (staat) voor het huis.
De pen is (ligt) naast de pen.

Slide 19 - Tekstslide

Siéntate = ga zitten
Pon = leg

Slide 20 - Tekstslide

Comunicación: En casa del abuelo
La merienda:
* een lichte maaltijd rond 16/17u in Zuid-Europa, met name in Spanje, Portugal en Italië, Frankrijk, maar ook in Latijns-Amerika
* tussendoortje

Slide 21 - Tekstslide

En casa del abuelo
  • Regel 2: Wat betekent "esta" in de zin "Mira, esta es nuestra amiga Graciela"?
  • Regel 7: Van welk hele werkwoord komt de vorm "queréis"? En wat betekent deze vorm?
  • Regel 8: enseñar(le) = (haar) laten zien
  • Regel 10: Wat zou een "baúl" kunnen zijn? Kijk goed naar het plaatje.
  • Rechterkolom: subimos -> subir = naar boven gaan

Slide 22 - Tekstslide

Los objetivos de la clase
Je kunt vragen/zeggen WAAR iemand is (-> ESTAR)
Je kunt vragen/zeggen HOE iemand/iets eruit ziet (-> SER)

Slide 23 - Tekstslide

Ser o estar
1. Yo .......................... inteligente.
2. Mis compañeros ......................... mis amigos.
3. ¿Dónde ....................... la escuela?
4. Leeuwarden ...................... en el norte de los Países Bajos.
5. Tú .................... una chica guapa.


Slide 24 - Tekstslide

Test jezelf! ¿Eres listo/-a para la prueba?

Ga via SOM naar Compañeros I

Compañeros I LIFO - Huiswerk
Unidad 5
5.1 Vocabulario: alle oefeningen
5.2 Gramática: alle oefeningen

Slide 25 - Tekstslide