Comparative/Superlative

Comparative & Superlative adjectives
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Comparative & Superlative adjectives

Slide 1 - Tekstslide

Today
- lezen in gangster granny
- grammar: Comparative and Superlatives
pak alvast een schriftje voor aantekeningen.
-Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het eind van deze les kun jij de juiste trappen van vergelijking maken met adjectives 
(bijvoegelijke naamwoorden).

Slide 3 - Tekstslide

Finish the sentence.
Use the word in brackets.:
"What doesn't kill me
makes me _____ (strong)".

Slide 4 - Woordweb

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Comparative +

Superlative

Slide 5 - Tekstslide

(Vergrotende trap):
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


(Overtreffende trap):
+EST

Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 6 - Tekstslide

Let op woorden die eindigen op

medeklinker + y --> i

Slide 7 - Tekstslide

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)
far - further - furthest




Slide 8 - Tekstslide

But what about longer words...

Slide 9 - Tekstslide

langere woorden
woorden met 3 lettergrepen krijgen de woorden more & most.
woorden met 2 lettergrepen soms.
 he is more intelligent.

Jasmin is the most beautiful.


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

My sister has a ______room than I have.
A
more big
B
bigger
C
bigest
D
more bigger

Slide 13 - Quizvraag

My car is ___ my husband's car.
A
safe than
B
safer than
C
safer then
D
most safe as

Slide 14 - Quizvraag

That group is _____ than the other group.
A
more serious
B
most serious
C
seriouser
D
seriousest

Slide 15 - Quizvraag

The teacher likes to have ___ talks of the school.
A
dull
B
duller
C
dullest
D
the dullest

Slide 16 - Quizvraag

It is _____ than ever to find good football players.
A
difficulter
B
more difficult
C
most difficult
D
difficultest

Slide 17 - Quizvraag

Michael Jackson was the
___ singer ever .
A
great
B
greater
C
greatest
D
most great

Slide 18 - Quizvraag

Mr Bean is ........I know.
A
the funnyest person
B
funniest person
C
the most funny person
D
the funniest person

Slide 19 - Quizvraag

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 20 - Quizvraag

My dad is _______ dad ever!
A
best
B
the goodest
C
better
D
the best

Slide 21 - Quizvraag

This one is_____(cheap) than that one

Slide 22 - Open vraag

This one is ____(cheap)

Slide 23 - Open vraag

Homework
Student's book: p.32 exercise 1,2 & 3. 
Workbook: p.26 exercise 1,2

Klaar? meest voorkomende woordenlijst.

Slide 24 - Tekstslide

Nabespreking
- Klassikaal
10 minuten

Slide 25 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het eind van deze les kun jij de juiste trappen van vergelijking maken met adjectives
(bijvoegelijke naamwoorden).

Slide 26 - Tekstslide