WerkwoordspellingAlgSpelling FAO3A/FAB3b

Taalvoutjeskwis!
Mede mogelijk gemaakt door Taalvoutjes.nl
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Taalvoutjeskwis!
Mede mogelijk gemaakt door Taalvoutjes.nl

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welke taalfout vind jij het grappigst? 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Deze fout is de landelijke winnaar.

Slide 12 - Tekstslide

Pu

Slide 13 - Tekstslide

Lesinhoud
Je begrijpt de uitleg over werkwoordspelling en past de regels toe in de opdrachten in Nu Nederlands.

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 15 - Tekstslide

QUIZ werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd: stam / stam+t / hele werkwoord

Verleden tijd: TaXi KoFSCHiP
Staat de laatste letter van de stam erin?
Ja-> stam+t                                Nee-> stam+d

Voltooid verleden tijd: TaXi KoFSCHiP
Ja-> ge/be/ver-woord+t           Nee-> ge/be/ver-woord+d

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf zoveel mogelijk voltooid deelwoorden op.

Slide 17 - Woordweb

Wanneer eindigt een voltooid deelwoord op een 'd' en wanneer op een 't'?

Slide 18 - Open vraag

't Sexy Fokschaap

Slide 19 - Tekstslide

TaXi KoFSCHiP
Verleden tijd:
Staat de laatste letter van de stam erin?
Ja-> stam + t                 Nee-> stam + d
Voltooid verleden tijd:
Staat de laatste letter van de stam erin?
Ja-> ge/be/ver-werkwoord + t
Nee -> ge/be/ver/werkwoord + d

Slide 20 - Tekstslide

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 21 - Quizvraag

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 22 - Quizvraag

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant

Slide 24 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 25 - Quizvraag

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte

Slide 26 - Quizvraag

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt

Slide 27 - Quizvraag

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag
Nu Nederlands Taalverzorging
  • Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
  • Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
  • Werkwoordspelling voltooid deelwoord


timer
30:00

Slide 29 - Tekstslide

Onderwerp afsluiten

Slide 30 - Woordweb

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 31 - Open vraag